Kern Communicatie 21 Argumentatieschema's theorie en opdrachten

Kern Communicatie 21: theorie en opdrachten
Kern Communicatie 
Hoofdstuk 21 Argumentatieschema's 
theorie en opdrachten 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Kern Communicatie 21: theorie en opdrachten
Kern Communicatie 
Hoofdstuk 21 Argumentatieschema's 
theorie en opdrachten 

Slide 1 - Tekstslide

Lesonderdelen

  • Terugblik vorige les
  • Wat is een een argumentatieschema?
  • Drie soorten argumentatieschema's:
  1. kenmerken
  2. vergelijking
  3. causaliteit 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik vorige les
  • aanvaardbaarheid van feiten en niet-feiten verschilt
  • vier argumentatiestructuren: enkelvoudige argumentatie, (on)afhankelijke nevenschikking, onderschikkende argumentatie
  • verzwegen argumenten, die je kunt weergeven in de vorm van een 'Als ...., dan ....'-uitspraak
  • argumentaties beoordelen met vier vragen

Slide 3 - Tekstslide

Argumentatieschema

  • betreft het verband tussen tussen standpunt en argument
  • drie soorten:  kenmerken, vergelijking, causaliteit
  • het verzwegen argument (in de vorm van de 'Als ...., dan ....'-uitspraak) maakt het verband zichtbaar
  • bij elk van de drie soorten kun je bepaalde kritische vragen stellen om het schema (de redenering) aan te vallen

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een argumentatiestructuur en een argumentatieschema?

Slide 5 - Open vraag

Argumentatie op basis van  kenmerken 
  • standpunt onderbouwen met kenmerken/eigenschappen 
  • kritische vraag bij verzwegen argumenthoe kenmerkend is het een voor het ander?
Jelmer is milieubewust, want hij rijdt in een elektrische auto. 
Verzwegen argument: Als iemand in een elektrische
auto rijdt, dan is hij milieubewust.
Kritische vraag: Is rijden in een elektrische auto 
wel een kenmerk van milieubewuste mensen?  

Slide 6 - Tekstslide

Bijzondere kenmerken

  • Vormis het verband tussen tussen standpunt en argument
  • drie soorten:  kenmerken, vergelijking, causaliteit
  • het verzwegen argument (in de vorm van de 'Als ...., dan ....'-uitspraak) maakt het verband zichtbaar
  • bij elk van de drie soorten kun je ‘standaardvragen’ stellen om het schema (de redenering) aan te vallen
Onder kenmerken vallen ook:
  • voorbeelden
  • kritische vragen: 
  • is het voorbeeld kenmerkend (a); is het voorbeeld geen uitzonderlijk geval (b)?
Rosita is een heel goede leerkracht. Zo had zij al gezien dat mijn dochter dyslexie heeft, toen ze nog maar in groep 3 zat. 
  • voor- en nadelen
  • kritische vraag: wordt het voor-/nadeel overgewaardeerd?
Ik hoop dat we niet naar dat dorp verhuizen, want dat is veel te ver fietsen naar school.



Slide 7 - Tekstslide

Waarom vallen argumentaties op basis van voorbeelden/voor- en nadelen ook onder de categorie argumentatie op basis van kenmerken?

Slide 8 - Open vraag

Argumentatie op basis van  vergelijking 
  • standpunt onderbouwen door vergelijking met een andere situatie
  • verzwegen argument: als iets geldt in de ene situatie dan geldt het ook in de andere situatie
  • kritische vraag: zijn er behalve overeenkomsten ook verschillen? 
We gaan weer naar hotel Beaumont in Maastricht. De vorige keer was het daar ook goed.  

Slide 9 - Tekstslide

Argumentatie op basis van  causaliteit 
  • argumentatie op basis van oorzaak en gevolg:
  1. argument is gevolg en standpunt/conclusie is oorzaak (Pieter appt dat hij te laat komt, dus hij zal wel in de file staan!)
  2. argument is oorzaak en standpunt/conclusie is gevolg (Pieter appt dat hij in de file staat, dus hij zal wel te laat komen!)
  • verzwegen argument: het een leidt tot het ander 

Slide 10 - Tekstslide

Bijzondere kenmerken

  • Vormis het verband tussen tussen standpunt en argument
  • drie soorten:  kenmerken, vergelijking, causaliteit
  • het verzwegen argument (in de vorm van de 'Als ...., dan ....'-uitspraak) maakt het verband zichtbaar
  • bij elk van de drie soorten kun je ‘standaardvragen’ stellen om het schema (de redenering) aan te vallen
bijzonder causale relatie: 
  • doel-middelrelatie 
  • middel = oorzaak en doel = gevolg)
Omdat alle kinderen in Nederland gelijke kansen zouden moeten krijgen in het onderwijs, moet de brede brugklas worden ingevoerd. 

Slide 11 - Tekstslide

Bijzondere kenmerken

  • Vormis het verband tussen tussen standpunt en argument
  • drie soorten:  kenmerken, vergelijking, causaliteit
  • het verzwegen argument (in de vorm van de 'Als ...., dan ....'-uitspraak) maakt het verband zichtbaar
  • bij elk van de drie soorten kun je ‘standaardvragen’ stellen om het schema (de redenering) aan te vallen
kritische vragen bij argumentaties op basis van causaliteit:
  1. leidt deze oorzaak wel automatisch tot dit gevolg?
  2. kan het gevolg op een andere manier veroorzaakt worden?






vraag 1: A leidt naar B, maar mogelijk ook tot C en dat kan ongewenst zijn
vraag 2: Z leidt ook tot B en is eigenlijk beter dan A

Slide 12 - Tekstslide

Arjen is niet echt met de milieuproblematiek bezig en hij geeft zijn kinderen een slecht voorbeeld, want hij eet gewoon elke dag vlees. 
Vragen
  1. Geef de argumentatiestructuur van standpunt en argument schematisch weer.
  2. Wat valt op in deze redenering?
  3. Welk argumentatieschema zie je hier? 
  4. Bedenk een passende aanval op deze redenering.

Slide 13 - Tekstslide

Arjen is niet echt met de milieuproblematiek bezig (a) en hij geeft zijn kinderen een slecht voorbeeld (b), want hij eet gewoon elke dag vlees (c) 
Antwoord 1: argumentatiestructuur: enkelvoudige argumentatie:
stelling:     (a) + (b) 
                            ↑
argument:     (c ) 
Antwoord 2:  twee 2 stellingen met één argument
Antwoord 3: kenmerken
Antwoord 4
Bijvoorbeeld: Arjen eet inderdaad elke dag vlees, maar hij vliegt nooit, rijdt elektrisch en zijn huis draait volledig op zonne-energie. Hij is dus wel degelijk bezig met de milieuproblematiek, en geeft een prima voorbeeld aan zijn kinderen.  

Slide 14 - Tekstslide

Lucie is nu al een écht meisje. (a) Roze is haar lievelingskleur. (b) Ze houdt van eenhoorns (c) en  (ze houdt van) knuffeltjes (d) en (ze) voert de werkjes op de kinderopvang altijd tot in de puntjes uit (e). 
Antwoord 1:  argumentatiestructuur: 
onafhankelijke nevenschikking: 
stelling:            Lucie is nu al een écht meisje. (a)
                               ↑       ↑        ↑       ↑
argumenten:  (b)    (c )    (d)    (e)  
Antwoord 2: Als roze je lievelingskleur is, je van eenhoorns en knuffels houdt en je heel nauwgezet werkt, dan ben je een echt meisje. 
Antwoord 3:  argumentatie op basis van kenmerken 
Antwoord 4: 
Zijn de genoemde eigenschappen wel zo kenmerkend voor ‘een echt meisje’? 
Antwoord 5:  Bijvoorbeeld: Dat is allemaal waar, maar wat dan nog? Mijn neefje zijn lievelingskleur is óók roze. En ja, ze houdt van eenhoorns en knuffels, maar ze speelt net zo lief met dinosaurussen. Plus, sinds wanneer is nauwgezet werken iets wat alleen ‘echte meisjes’ doen? Dan ben ik dus geen echt meisje? Ik ben zo slordig als wat.  


Slide 15 - Tekstslide

 Lucie is nu al een écht meisje. Roze is haar lievelingskleur.  Ze houdt van eenhoorns en knuffeltjes en voert de werkjes op de kinderopvang altijd tot in de puntjes uit. 
Vragen
  1. Geef de structuur van de redenering schematisch weer.
  2. Vul het verzwegen argument in.
  3. Welk argumentatieschema hier?
  4.  Welke kritische vragen kun je hier stellen?
  5. Bedenk zelf een passende aanval op deze redenering.

Slide 16 - Tekstslide

Bedenk wat het verschil is tussen een gewone oorzaak-gevolg-relatie en een doel-middelrelatie?

Slide 17 - Open vraag

Ik vind het gedrag van veel millennials onverantwoordelijk: ze gaan wel vijf keer per jaar op vakantie en ze vliegen de wereld kapot. Wij gingen vroeger 's zomers kamperen en 's winters een weekje skiën in Oostenrijk. 
Vragen
  1. Geef de structuur van de redenering schematisch weer.
  2. Geef de verzwegen argumenten.
  3. Welke twee argumentatie-schema's  zie je hier?
  4.  Bedenk zelf twee passende aanvallen op deze redenering.

Slide 18 - Tekstslide

Ik vind het gedrag van veel millennials onverantwoordelijk (a): ze gaan wel vijf keer per jaar op vakantie (b) en ze vliegen de wereld kapot. (c) Wij gingen vroeger 's zomers kamperen in Frankrijk en 's winters een weekje skiën in Oostenrijk. (d)
Antwoord 1:  argumentatiestructuur: 
afhankelijke en onafhankelijke nevenschikking: 
stelling:                              (a) 
                                         ↑                  ↑       
argumenten:  (b) <---> (c)       (d)       
Antwoord 2
  1. Als je vijf keer per jaar op vakantie gaat en  je de wereld kapot vliegt, dan gedraag je je onverantwoordelijk. 
  2. Als wij vroeger 's zomers gingen kamperen in Franrijk en 's winters skiën in Oostenrijk,  dan horen millennials ook  zo vakantie te vieren. 
Antwoord 3
argumentatie op basis van causaliteit: zie 1 + 2
van antwoord 2
argumentatie op basis van vergelijking: zie 3 van antwoord 2 
 

Slide 19 - Tekstslide

Sietze is een echte noorderling: hij is altijd heel direct, is wars van feestjes en gezelligheid en zeker niet Prince Charming'
A
argumentatiestructuur = enkelvoudige argumentatie argumentatieschema = vergelijking
B
argumentatiestructuur = onafhankelijke nevenschikking; argumentatieschema = kenmerken
C
argumentatiestructuur = afhankelijke nevenschikking; argumentatieschema = vergelijking
D
argumentatiestructuur = onderschikkende argumentatie; argumentatieschema = kenmerken

Slide 20 - Quizvraag

Elly kijkt alleen maar naar RTL 4, SBS6
en Veronica: wat een slechte smaak!
A
argumentatiestructuur = onderschikkende argumentatie argumentatieschema = causaliteit
B
argumentatiestructuur = onafhankelijke nevenschikking; argumentatieschema = kenmerken
C
argumentatiestructuur = afhankelijke nevenschikking; argumentatieschema = causaliteit
D
argumentatiestructuur = enkelvoudige argumentatie; argumentatieschema = kenmerken

Slide 21 - Quizvraag

Nu de politie hoge boetes uitdeelt voor
het gebruiken van je telefoon als je fietst.
zal het wel snel afgelopen zijn met dat
fietsend appen.
A
argumentatiestructuur = enkelvoudige argumentatie argumentatieschema = causaliteit
B
argumentatiestructuur = onafhankelijke nevenschikking; argumentatieschema = kenmerken
C
argumentatiestructuur = afhankelijke nevenschikking; argumentatieschema = causaliteit
D
argumentatiestructuur = onderschikkende argumentatie; argumentatieschema = kenmerken

Slide 22 - Quizvraag