Passé composé met être


Passé composé met être


Oefenen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Passé composé met être


Oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Être
Je suis
Tu es
Il/elle/on est
Nous sommes
Vous êtes
Ils/elles sont

Slide 2 - Tekstslide

Vertaal: hij is
A
elle est
B
je suis
C
il est
D
tu es

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal: jullie zijn
A
Nous sommes
B
Nous êtes
C
vous sommes
D
Vous êtes

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal: elles sont
A
jullie zijn
B
zij zijn
C
wij zijn
D
zij is

Slide 5 - Quizvraag

Let op!
Is het onderwerp mannelijk of vrouwelijk?
Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?
Mannelijk 
vrouwelijk 
Enkelvoud
é
ée
Meervoud
és
ées

Slide 6 - Tekstslide

Hij is gevallen
A
Il est tombée
B
Il est tombé
C
Il est tombées
D
Il est tombés

Slide 7 - Quizvraag

Wij zijn aangekomen
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Nous sommes arrivé
B
Nous sommes arrivée
C
Nous sommes arrivées
D
Nous sommes arrivés

Slide 8 - Quizvraag

Jean en Philippe zijn vertrokken
A
Jean et Philippe est partis
B
Jean et Philippe sont partis
C
Jean et Philippe est parti
D
Jean et Philippe sont parties

Slide 9 - Quizvraag

Zij is gebleven

Slide 10 - Open vraag

Nu être en avoir door elkaar...
Être - zijn
Avoir - hebben

Slide 11 - Tekstslide

Vertaal: ik heb gegeten
A
Je suis mangé
B
J'ai mangée
C
J'ai mangé
D
je suis mangée

Slide 12 - Quizvraag

Zij heeft gespeeld
A
Elle est jouée
B
Elle a jouée
C
Elle a joué
D
Elle est joué

Slide 13 - Quizvraag

Wij zijn (omhoog) geklommen
A
Nous sommes montés
B
Nous avons monté
C
Nous sommes monté
D
Nous avons montés

Slide 14 - Quizvraag

Zij zijn gegaan (aller, mannelijk)

Slide 15 - Open vraag

Hij heeft gehad (avoir)

Slide 16 - Open vraag