Spelling werkwoorden

Programma
1e uur: H4 werkwoordspelling
> pauze
2e uur: H5 lezen

Als je het huiswerk nog niet hebt geüpload in Teams 😠, ga je dat NU doen of je komt een extra opdracht halen. Als je vandaag thuis werkt, neem je de extra opdracht morgen mee. 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Programma
1e uur: H4 werkwoordspelling
> pauze
2e uur: H5 lezen

Als je het huiswerk nog niet hebt geüpload in Teams 😠, ga je dat NU doen of je komt een extra opdracht halen. Als je vandaag thuis werkt, neem je de extra opdracht morgen mee. 

Slide 1 - Tekstslide

Het meervoud van stommerik is stommeriken. Waarom?
timer
1:30

Slide 2 - Open vraag

Startopdracht p.126

In welke zinnen zie je aan het onderstreepte werkwoord dat de gebeurtenis al afgelopen is?
A
zin 1 en zin 3
B
zin 2 en zin 4

Slide 3 - Quizvraag

NN H4 spelling ww gaat over:
Voltooid deelwoorden gebruik je als een handeling afgerond is (voltooid): bijvoorbeeld 'de wedstrijd is gespeeld' of 'er is getoetst'. spelling: zwakke werkwoorden eindigt op een -d of een -t (volgens de regel van 't kofschip). 
Onvoltooide deelwoorden gebruik je als de handeling aan de gang is. vb De supporters gaan zingend naar het stadion. 
spelling: infinitief +d (onafhankelijk van 't kofschip).

Slide 4 - Tekstslide

Extra uitleg werkwoordspelling
Met extra uitleg over 't kofschip.

Waarom? De creativiteit in de antwoorden bij de formatieve toets NN stemt zeer hoopvol als het gaat om originele poëzie en andere taalkunst, maar zou serieuze problemen kunnen geven bij het begrip van andere schriftelijke producten. 

Slide 5 - Tekstslide

timer
1:30
't kofschip: wie kent het niet?
Wat weet je ervan?

Slide 6 - Woordweb

Sterke werkwoorden

Veranderen van klinker in de verleden tijd.

vb. nemen- nam- genomen
vertrekken - vertrok - vertrokken
Zwakke werkwoorden

Veranderen niet van klinker in de verleden tijd.

vb. werken -werkte-gewerkt
spelen - speelde -  gespeeld

Slide 7 - Tekstslide

Zwakke ww: hoe weet je nu of het -te(n) of -de(n) is?
Daarvoor kijken we naar de geschiedenis van het Nederlands:

leren deed ik -----> lerede ik -----> leerde ik ------>ik leerde

VT : alle werkwoorden in principe op - de(n) omdat 'deed' werd ingekort. Maar:

Slide 8 - Tekstslide

Dus: alles op -de(n), maar
We kwamen in de problemen bij een aantal werkwoorden:

maken: maken deed ik ---->       makede ik ----->        maakde ik
vissen: vissen deed ik ----->       vissede ik ----->         visde ik
stappen: stappen deed ik-->       stappede ik--->         stapde ik

Hetzelfde voor werkwoorden op t, f en ch (juichen en lachen). 

Slide 9 - Tekstslide

Ww met een stam op t, k, f, s, ch, p
Het probleem ontstaat in de uitspraak, in de klank:
de klanken t, k, f, s, ch en p worden uitgesproken zonder meetrillen van je stembanden (stemloos).
De d-klank heeft wel het meetrillen van de stembanden (stemhebbend).
Dit verschil in opeenvolgende klanken is niet zonder pauze uit te spreken. Oplossing: een uitgang op -te(n).

Slide 10 - Tekstslide

 werkwoordspelling
1. bepaal de stam van het werkwoord. (hele werkwoord - en)
werken - werk
2. Komt de laatste klank/ letter overeen met t, k, f, s, ch of p:
kies voor -te(n) en anders -de(n)

Eindigt de stam op een -d of een -t dan -dde of -tte, bijvoorbeeld brand -  brandde(n)


Slide 11 - Tekstslide

Let op: bij stam op f - v , op s - z en op ch - g
Hoe minder onderscheidend je uitspraak is, hoe lastiger dit verschil te horen is.

Let op: de stam van het werkwoord is niet altijd de ik-vorm:
reizen - reiz (stam) - ik reis / reisde / heb gereisd

Slide 12 - Tekstslide

Hoe bepaal je -de/ -te of -den/-ten ?
Simpel: ontleed de zin tot en met het onderwerp!
De vraag -de/ -te of -den/-ten speelt altijd bij de persoonsvorm. 

Ik maakte mijn huiswerk.
Wij maakten ons huiswerk. 
Als je de persoonsvorm weet, zoek je het onderwerp erbij en weet je of je enkelvoud of meervoud moet gebruiken. 

Slide 13 - Tekstslide

LET OP!
Let op bij werkwoorden die beginnen met ge- of ver- 
zoals vertellen of gebeuren. 
De persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) klinkt hetzelfde als het voltooid deelwoord: vertelt -  verteld en gebeurt - gebeurd.

Het voltooid deelwoord hebben we vaker gehoord, die spelling zit vooraan in het geheugen. Controleer dus of je met een persoonsvorm of voltooid deelwoord te maken hebt (en let op met de spellingscontrole in Word, beide vormen zijn goed en het geeft dus geen foutmelding.)

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag: 
Maak opdracht 1 tot en met 5 (p.126) 




Wat niet af is, is huiswerk. Deadline is komende vrijdag. 

Slide 15 - Tekstslide