Hoofdstuk 1 - Wat vind je leuk?

VRIJE TIJD
Hoofdstuk 1 - Wat vind je leuk?
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens en maatschappijVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

VRIJE TIJD
Hoofdstuk 1 - Wat vind je leuk?

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Dit hoofdstuk gaat over wat je leuk vindt om te doen. Doe jij veel dingen in je vrije tijd? Of weet jij vaak niet wat je moet doen in je vrije tijd? In dit hoofdstuk ga je uitzoeken:
  • Wat jij en anderen leuk vinden om te doen
  • Welke soorten vrijetijdsbesteding er zijn
  • Welke dingen je binnen en buiten kunt doen

Slide 2 - Tekstslide

Vrije tijd
Vrije tijd betekent dat je niets hoeft. Ben je vrij? Dan heb je geen verplichtingen. Je hoeft bijvoorbeeld niet naar school of naar je stage. Je hebt tijd voor jezelf. Je kunt doen wat jij zelf leuk of belangrijk vindt. Bijvoorbeeld: met vrienden naar de film gaan. Of tijd besteden aan je hobby of helpen in het buurthuis. Maar wanneer ben je nu echt vrij? En heb je geen verplichtingen? An schooltijd, in het weekeinde of in je vakantie? En wie bepaalt of jij vrij bent? Je school, je werk of je ouders? Of bepaal jij dat zelf?

Slide 3 - Tekstslide

Wat deed jij gisteren in je vrije tijd?

Slide 4 - Tekstslide

Waaraan denk jij bij vrije tijd?
(maken op het bord)

Slide 5 - Woordweb

Je vrije tijd besteden
Je vrije tijd kun je op verschillende manieren besteden. Je kunt dingen in je eentje doen of samen met anderen. Je kunt iets voor jezelf doen of voor anderen. Wat kun je doen?
  • Met vrienden ergens afspreken
  • Thuis bezig zijn, alleen of samen met anderen
  • Een hobby, bijvoorbeeld tekenen of voetballen
  • Iets organiseren, bijvoorbeeld een feestje of een uitstapje
  • Iets doen voor anderen, bijvoorbeeld voor familie of bekenden (boodschappen doen of auto wassen)
  • Iets doen voor anderen als vrijwilliger: je doet dan iets voor anderen bij een organisatie, bijvoorbeeld helpen in een verzorgingshuis

Slide 6 - Tekstslide

Thuis of op een andere plek
Je kunt dingen bij jou thuis doen. Bijvoorbeeld: een boek lezen, gamen of tijd met anderen doorbrengen. Of een feestje organiseren. Je kunt ook bij een ander afspreken. Of iets op een andere plek doen. Bijvoorbeeld: je gaat naar de sportclub of naar de bioscoop. Een andere plek kan buiten zijn. In de openlucht. Bijvoorbeeld hardlopen in het park of voetballen op het voetbalveld. Of een uitstapje organiseren. 

Slide 7 - Tekstslide

Welke dingen kan je binnen doen?

Slide 8 - Tekstslide

Welke dingen kun je buiten doen?

Slide 9 - Tekstslide

Enquête 
Wat doen anderen mensen in hun vrije tijd? Wat vinden zij leuk om te doen? Hoe kom je daarachter? Je kunt een enquête houden. Je kunt andere mensen vragen stellen over hun vrijetijdsbesteding. Een enquête is een lijst met vragen. Je kunt de vragen mondeling stellen. Dan schrijf jij de antwoorden op. Je kunt de vragen ook schriftelijk stellen. De ander vult de vragen dan zelf in.

Maak in een tweetal opdracht 13, op anderhalf meter afstand (bladzijde 13)

Slide 10 - Tekstslide

Hoe ging de enquête?

Slide 11 - Poll

Aan de slag!
Opdracht 4 (bladzijde 8)
Opdracht 6 (bladzijde 9)

Klaar? Zie bord.


Slide 12 - Tekstslide