Gebruik atlaskaart 222, 223, 228 en 240. Leg met behulp van de overheersende windrichting en een gebiedskenmerk het ontstaan van de plantengroei in de caatinga uit.
De caatinga staat onder invloed van een aanlandige wind. Deze wind botst tegen de hoogvlakte aan waar de caatinga op ligt. Hierdoor wordt de lucht gedwongen om op te stijgen waardoor neerslag ontstaat. Deze neerslag bereikt de caatinga niet en daarom ontstaan er droge struiken/droog bosland.