Dichtheid

7.4 Dichtheid
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

7.4 Dichtheid

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Mededeling overzichtsblad toetsweek
  • Uitleg dichtheid
  • Zelf oefenen

Slide 2 - Tekstslide

inloggen LessonUp
welk device? Start je laptop op

Website: Lessonup.app

Slide 3 - Tekstslide

Een symbool voor massa kan zijn...
A
g
B
cm
C
p
D
m

Slide 4 - Quizvraag

Welke formule gebruik je bij het berekenen van het volume?
A
l x b x h
B
m/v
C
p x v

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het zwaarste...
A
een kilogram zilver
B
een kilogram veren
C
twee kilogram veren
D
een kilogram goud

Slide 6 - Quizvraag

Wat heeft het kleinste volume
A
kilogram goud
B
kilogram lood
C
kilogram water

Slide 7 - Quizvraag

Paragraaf 2.4
Hieronder zie je 2 voorwerpen, 1 daarvan is goud, maar welke?

Slide 8 - Tekstslide

Dichtheid

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Paragraaf 7.4
De dichtheid zegt dus iets over hoeveel materiaal (massa) er in een bepaalde ruimte (volume) zit. De combinatie van die 2 geeft je de dichtheid. 

Het blijkt dat elke stof zijn eigen dichtheid heeft. Als je gaat kijken naar hoeveel 1 cm3 goud weegt, dan is dat altijd 19,3 gram. Bij aluminium is dat 2,7 g per cm3

Slide 11 - Tekstslide

Paragraaf 7.4
Door de dichtheid van een stof te bepalen kun je er dus achter komen met welke stof je te maken hebt... Dit is dus een stofeigenschap!

Slide 12 - Tekstslide

Paragraaf 2.4
De dichtheid reken je uit door de massa te delen door het volume. Je wilt namelijk steeds kijken hoeveel gram 1 cm3 weegt, zo kun je eerlijk vergelijken. In formule:
                                                   ρ=m/V

ρ = Dichtheid in gram per kubieke centimeter (g/cm3)
m = Massa in gram (g)
V = Volume in kubieke centimeter (cm3)

Slide 13 - Tekstslide

De eenheid van dichtheid is...
A
g/cm3
B
cm3/g

Slide 14 - Quizvraag

Als je het de massa deelt door het volume dan bereken je...
A
het gewicht
B
de inhoud
C
de dichtheid
D
de zwaarte

Slide 15 - Quizvraag

De dichtheid van water is 1,0 kg/dm3. Wat kan NIET kloppen?
A
dichtheid benzine is 0,72 kg/dm3
B
dichtheid steen is 0,95 kg/dm3
C
dichtheid beton is 2,3 kg/dm3
D
dichtheid goud is 19,3 kg/dm3

Slide 16 - Quizvraag


De blokken zijn gemaakt van hetzelfde materiaal.
Wat kan je zeggen over de dichtheid?

A
Blok 1 heeft de grootste dichtheid
B
Blok 2 heeft de grootste dichtheid
C
De dichtheid van beide blokken is gelijk
D
Je kunt niet weten welk blok de grootste dichtheid heeft

Slide 17 - Quizvraag

De dichtheid van water is 1,0 kg/dm3. Wat kan NIET kloppen?
A
dichtheid benzine is 0,72 kg/dm3
B
dichtheid steen is 0,95 kg/dm3
C
dichtheid beton is 2,3 kg/dm3
D
dichtheid goud is 19,3 kg/dm3

Slide 18 - Quizvraag

Zout water heeft ...
A
een hogere dichtheid dan zoet water
B
een lagere dichtheid dan zoet water
C
dezelfde dichtheid als zoet water

Slide 19 - Quizvraag

De dichtheid van 1 kilogram lood en 1 gram lood
A
is gelijk
B
is niet gelijk

Slide 20 - Quizvraag

Zelfstandig aan de slag
Wat? maken oefenblad dichtheid.
Hoe? In stilte. Muziek met oortjes mag
Vraag? overleg rustig met je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit, steek je vinger op. 
Klaar? Vraag om een antwoordblad en kijk je opdrachten na. 
Na het nakijken ga je verder met opdracht: 1, 2 en 4 uit het boek (paragraaf 7.4)

Slide 21 - Tekstslide