1.3 Kwadraten & 1.4 Wortels

Welkom bij wiskunde! 
Leg je wiskundespullen vast klaar op je tafel
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij wiskunde! 
Leg je wiskundespullen vast klaar op je tafel

Slide 1 - Tekstslide

Programma van deze les
  • Herhaling paragraaf 1.2
  • Uitleg paragraaf 1.3
  • Aan het werk

  • Herhaling paragraaf 1.3
  • Uitleg paragraaf 1.4
  • Aan het werk

Slide 2 - Tekstslide

Wie weet het nog?
Vermenigvuldigen:
+ X + = ...
+ X - = ...
- X + = ...
- X - = ...
Delen:
+ : + = ...
+ : - = ...
- : + = ...
- : - = ...

Slide 3 - Tekstslide

Als ik twee negatieve getallen
met elkaar vermenigvuldig.

Krijg ik dan een negatief of een positief getal?
A
Negatief
B
Positief

Slide 4 - Quizvraag

Doelen van de les
Je kent de begrippen kwadraat en 
kwadrateren.
Je kan rekenen met een kwadraat.
Je kan het kwadraat van een negatief
getal uitrekenen.

Slide 5 - Tekstslide

Paragraaf 1.3
Getallen kun je met elk getal vermenigvuldigen. Maar als je een getal met zichzelf vermenigvuldigt noem je dat een kwadraat. 
8 x 8 = 64. Je zegt dan, het kwadraat van 8 is 64. 

We schrijven dit als: 
82=64

Slide 6 - Tekstslide

Paragraaf 1.3
Je kunt van elk getal een kwadraat nemen. 0,5 in het kwadraat is (0,5 x 0,5= 0,25)


Overleg met je buurman of buurvrouw. Wat is het kwadraat van -3 en van -9?
Wat valt je op bij het kwadrateren van negatieve getallen?
(0,5)2=0,25

Slide 7 - Tekstslide

Paragraaf 1.3
Belangrijk:
Let goed op waar het 'min'-teken staat. Als de min ook in het kwadraat staat, komt er dus een positief getal uit (min x min = plus) als de '-' niet in kwadraat gaat komt er een negatief getal uit (min x plus = min)

             -5  X -5 = 25                                           -5  X  5 = -25
52=25
(5)2=25

Slide 8 - Tekstslide

3 kwadraat =
A
2x 3
B
3 x 3

Slide 9 - Quizvraag

Het kwadraat van 9
A
18
B
64
C
81
D
99

Slide 10 - Quizvraag

Het kwadraat van 4 = ...
A
8
B
16
C
64
D
2

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het kwadraat van -6?
A
36
B
-36

Slide 12 - Quizvraag

Extra uitleg of zelfstandig aan het werk? 


  • Maken van 1.3 opgave: 25, 26, 27, 28, 30 en 31.


Had je de vragen in LessonUp goed? Begrijp je de uitleg? Dan mag je aan het werk. Samenwerken mag!

Slide 13 - Tekstslide

Doelen van 1.4
Je kent de begrippen wortel en 
worteltrekken
Je kan rekenen met een wortel
Je gebruikt het is gelijk (=)  of  is ongeveer
gelijk aan (~)

Slide 14 - Tekstslide

Paragraaf 1.4
Zoals plus (+) bij min (-) en keer (x) bij gedeeld door  (:) hoort, zo hoor er ook iets bij kwadraat. Namelijk de wortel. Dat is precies het tegenovergestelde van het kwadraat. Zo is de wortel van 64 = 8
want 8 x 8 = 64. Dus 64 : 8 = 8
We schrijven dit als volgt:

64=8

Slide 15 - Tekstslide

Paragraaf 1.4
Let op, Wortel trekken kan alleen bij positieve getallen. 


Bij sommige getallen komt er geen mooi heel getal uit. Wortel 50 is 7.071067812. We noteren dan:

Dit betekent: is ongeveer gelijk aan. 
64=8of8
507,1

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de wortel van 36 ?
A
12
B
6
C
18
D
30

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een wortel?
A
Oranje
B
5=25
C
49=7
D
66=36

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de wortel van - 100 ?
A
- 10
B
10
C
- 50
D
Kan niet

Slide 19 - Quizvraag

Extra uitleg of zelfstandig aan het werk? 


  • Maken: 1.4 opgave 37, 38, 39, 40 en 41 (blz. 23)
  • Nakijken 1.4


Had je de vragen in LessonUp goed? Begrijp je de uitleg? Dan mag je aan het werk. Samenwerken is prima!

Slide 20 - Tekstslide

Einde les.
Bedankt en tot de volgende keer!

Slide 21 - Tekstslide