Proza-analyse

Proza-analyse
Leef je in in een gek geworden personage, gruwel of zwijmel. In verhalen kun je even in een leven stappen dat je zelf niet leeft.  

Verhalen zijn van alle tijden en in alle talen. Ook jij draagt een eigen verhaal mee. 

Personages, perspectief, ruimte en tijd: Met die zaken halen schrijvers trucjes uit om een verhaal leesbaar te maken en jij gaat nu uitvogelen hoe, zodat je ook meer snapt van verhalen en hun betekenis.  
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Proza-analyse
Leef je in in een gek geworden personage, gruwel of zwijmel. In verhalen kun je even in een leven stappen dat je zelf niet leeft.  

Verhalen zijn van alle tijden en in alle talen. Ook jij draagt een eigen verhaal mee. 

Personages, perspectief, ruimte en tijd: Met die zaken halen schrijvers trucjes uit om een verhaal leesbaar te maken en jij gaat nu uitvogelen hoe, zodat je ook meer snapt van verhalen en hun betekenis.  

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • In deze cursus leer je op een zinvolle manier denken en praten over korte, literaire verhalen
  • Je laat in de komende toets zien dat je op eigen houtje een kort verhaal betekenis kan geven.
  • Je gebruikt begrippen als personages, perspectief, tijd, ruimte, thema, motieven en spanning daarbij.  
  

Slide 2 - Tekstslide

Neem mee naar iedere les: laptop, koptelefoon en het document dat je nu gaat opzoeken en opslaan.  

Slide 3 - Tekstslide

Document: proza-analyse
1. Ga naar Magister
2. Ga naar studiewijzers
3. Klik: H4 NETL 21 22
3. Klik op Programma HAVO bovenbouw
4. Klik in het PTA in TW2 op proza-analyse.
5. Je moet dit document downloaden, opslaan en verder invullen: Kies in het menu in de balk bestand - opslaan als - Word 

Slide 4 - Tekstslide

H1: personages
Lees eerst deze uitleg (CambiumNed) en de voorbeelden en maak de oefeningen online.

Vul het schema hierboven aan in jouw eigen bestand.  


Slide 5 - Tekstslide

H1: personages
Verhalen om samen te lezen bij ‘Personages’ 
Lees de eerste 2 korte verhalen: Bus 54 en 

Lees verhaal 3: Agenda van Ischa Meijer in Nederland leest korte verhalen.

Slide 6 - Tekstslide

H2: tijd, handeling, spanning
Lees eerst de uitleg en de voorbeelden. 
Vul daarna de begrippenlijst in (eigen woorden).

Maak de oefening 'tijd en spanning' - (Hella Haasse, Oeroeg). 

Verhalen om samen te lezen bij hoofdstuk 2:  
Rob van Essen, Scheer een zwerver. Uit: ‘Nederland leest korte verhalen’ (p.95).

Slide 7 - Tekstslide

Bij een tijdverdichting...
A
Vat de schrijver de verstreken tijd samen in een paar woorden.
B
Slaat de schrijver periodes over (regels wit) en besteedt er geen woorden aan.

Slide 8 - Quizvraag

De vertelde tijd van een verhaal geef je weer in:
A
regels, pagina’s
B
uren, dagen, jaren

Slide 9 - Quizvraag

Kan perspectiefwisseling een open plek tot gevolg hebben?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

In een sujet worden de verhaalgebeurtenissen:

A
Weergegeven in de volgorde waarin je (de lezer) ze gepresenteerd krijgt.
B
Weergegeven in de chronologische volgorde.

Slide 11 - Quizvraag

Een flashforward?
A
Slaat periodes (regels wit) over door er geen woorden aan te besteden.
B
Geeft informatie over het verleden en maakt het heden zo begrijpelijker.
C
Onderbreekt de chronologie van een verhaal.
D
Zinspeelt op iets dat nog moet gebeuren.

Slide 12 - Quizvraag

H3 Ruimte en perspectief (les 1)
  • Lees eerst deze uitleg en de voorbeelden. 
  • Vul daarna de begrippenlijst in.
  • Maak vervolgens de oefening 'Ruimte en handeling' a.d.h.v. filmfragmenten  (klik op de link in het document).
  • Maak de oefening 'Perspectief'  a.d.h.v. romanfragmenten (klik op de link in het document).

Slide 13 - Tekstslide

H3 Ruimte en perspectief (les 2)
  • Begrippenlijst af?
  • Oefeningen 'ruimte en handeling' en 'perspectief' af?
Lees dan de volgende verhalen:
  • Naomi Rebekka Boekweit, Storm. Uit: ‘Ik mag niet klagen’. p. 9 – 15 (kopie).
  • Aimée de Jong, Vroeg Donker. Uit: ‘3Pak Boekenweek voor Jongeren’ p. 25 – 42. (graphic novel)  
  • Verhaal met wisselend perspectief (romanfragment Vele hemels boven de zevende

Slide 14 - Tekstslide

Storm, Naomi Rebekka Boekwijt
Bespreek in groepjes de volgende vragen. Schrijf de antwoorden op.
1. Wie zijn de karakterpersonages in dit verhaal? 
2. Zijn het flat of round caracters?
3. Schets in een paar woorden wie ze zijn.
4. Wat kun je zeggen over het perspectief?
5. Wat voor invloed heeft dit op je als lezer?
6. Omschrijf de ruimte(s) in steekwoorden.
7. Waarom denk je dat de schrijfster voor deze ruimte(s) gekozen heeft?
8. Wanneer speelt het verhaal zich af?
9. Wat is de vertelde tijd?
10. Wat is de verteltijd?
timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Vroeg donker - Aimée de Jongh
Bespreek in groepjes de volgende vragen en schrijf de antwoorden op.
1. Wie zijn de karakterpersonages in dit verhaal?
2. Schets in een paar steekwoorden wie ze zijn.
3. Wat kun je zeggen over het perspectief?
4. Wat is de rol van de vorm hierin (stripverhaal)?
5. Omschrijf de ruimte in steekwoorden.
6. Waarom denk je dat de schrijfster voor deze ruimte gekozen heeft?
7. Wanneer speelt dit verhaal zich af? Hoe weet je dat?
8. Op de laatste bladzijde is er sprake van een symbolische ruimte. Leg uit.

Slide 16 - Tekstslide

Mijn vrouw is dood en al begraven.
Ik ben alleen in huis, alleen met de twee meiden.
Dus ben ik weer vrij; maar wat baat me nu die vrijheid?
Ten naastenbij kan ik krijgen, wat ik sinds twintig jaar - ik ben vijf en dertig -
verlangd heb; maar thans durf ik 't niet nemen en zoo heel veel zou ik er toch niet meer
van genieten.

Uit: Een nagelaten bekentenis - Marcellus Emants (1894)
A
Ik-perspectief
B
personaal (hij/zij-) perspectief
C
alwetend perspectief

Slide 17 - Quizvraag

De kolenboer
Hij heette Daalhuyzen, met u, y, z. De straat waarin wij woonden heette de Slijkstraat. Je begrijpt dat het voor een kind niet plezierig is in de Slijkstraat te wonen. Als mij in de klas gevraagd werd: waar woon je, en ik zei in de Slijkstraat, kreeg ik het gevoel of er een modderlucht in de klas kwam hangen. In ons dialect zeiden we bovendien niet slijk, maar slik, en slik was nog veel stinkender en verachtelijker dan slijk. Je weet toch waar de Slikstraat liep? Van de Koestraat naar de Breewaterstraat. Aan weerszijden één aaneenschakeling van krotten. Verzakte vensters, gebroken of met krantenpapier dichtgeplakte ruiten, uit de scharnieren hangende voordeuren, uit de gevels gevallen brokken steen, kapotte trottoirtegels, ontbrekende voordeurdrempels, lekkende dakgoten, opgebroken straatgedeelten, hondedrollen op de stoepen, lucht van gebakken vis en gepofte erwten, stank van rottende garnalen.
A
Ik-perspectief
B
personaal (hij/zij-) perspectief
C
alwetend perspectief

Slide 18 - Quizvraag

De handen in de zakken, den kraag van zijn pels op, ging Frank door het stuiven der sneeuw voort, langs den eenzamen Adelaïde-Road, in den avond. Toen hij het villa-tje naderde, waar hij woonde, - White-Rose, geheel gedoken, gedompeld, verzonken in de blankheid der sneeuw, als een nestje in watten, - zag hij iemand op zich afkomen, van Primrose Hill. Hij richtte zijn blik vast op het gelaat van den man, die hem blijkbaar wilde aanspreken; niet wetende wat deze in zijn schild voerde in dien eenzamen sneeuwnacht, en hij was zeer verbaasd, toen hij, in het Hollandsch, hoorde: - Neemt u me niet kwalijk... is u niet meneer Westhove? - Ja, antwoordde Frank. Wie is u? Wat is er? - Ik ben Robert van Maeren, misschien herinnert u zich... - Bertie, jij? riep Frank uit. Hoe kom je hier in Londen!
A
Ik-perspectief
B
personaal (hij/zij-) perspectief
C
alwetend perspectief

Slide 19 - Quizvraag

De geschiedenis van een vrouw. Hoe zij zocht de koele meren des Doods, waar verlossing is, en hoe zij die vond.

Haar naam heet ik Hedwig Marga de Fontayne. Een Hollandsche vrouw, maar met bloed in zich van uitheemsche voorouders.
Zij was in 't midden der negentiende eeuw geboren en opgegroeid in een Hollandsche provincie-stad, aldaar was klein vertier van handel of bedrijf, maar toch welvaart, want er woonden veel rijken in deftige huizen.
Ook haar huis was groot en deftig, wellicht honderd jaar oud. Het bevatte een ruime, in zomer koele gang met marmeren vloersteenen en witgepleisterde muren. Aan dien gang kwamen uit groote donkere kamers, met roode muurbekleeding, afgezet door smalle gouden lijsten, met wit-en-goud beschilderd houtbeschot en witgepleisterde zoldering. Lichtkronen hingen er, met veel driekantige stukjes kristal. Een deur met glas opende.
A
Ik-perspectief
B
personaal (hij/zij-) perspectief
C
alwetend perspectief

Slide 20 - Quizvraag

‘Kijk’, zei ik, ‘het is niet één valbijl, maar er zijn vier mesjes, twee die naar beneden scharen en twee die naar boven scharen, een rat wordt vier keer zo snel onthoofd als met een gewone guillotine, het is gebeurd voor hij het zelfs maar gemerkt heeft,’ en ik liet de mesjes speels op en neer bewegen en het zonlicht flikkerde op het glanzende, roestvrije staal. Het was alsof ik een kunstwerk demonstreerde.
Toen ik een stokoud mannetje decapiteerde, wil de hij het graag van dichtbij zien – zoals ik trouwens verwacht had – dat het bloed breeduit over zijn kleding spatte.

A
Ik-perspectief
B
personaal (hij/zij-) perspectief
C
alwetend perspectief

Slide 21 - Quizvraag

De Bree zijn denken was hoekig en norsch. De lucht lag laag morsig roetig. Novemberochtend. De wind danste lomp om de hoeken. De boersche reuzin viel over hem met de volle vracht van natte kleeren. De Bree kampte even. Dit was een voorpostgevecht. Hij wist ongeveer waar hij heen ging. Hij had er van gehoord. Hij bereikte het plein met onvertraagden tred door de kolking der tochtgaten. Het plein was rechthoekig,
gekoolgruisd het midden in een lijst van keien. Een enorme doode heester, en anders niet, op de verkoolde aarde, de muziektent. Drie hooge wallen van huizen, glas meer dan steen, smal glas tusschen smaller steen, de ramenvolte van armoehuizen. De wallen waren nauwelijks gescheiden door de smalle tochtgaten, spuigaten der verkeerswegen. Kleine groepen stonden fladderend, hier en daar, over het groote plein.
A
Ik-perspectief
B
personaal (hij/zij-) perspectief
C
alwetend perspectief

Slide 22 - Quizvraag

Een bord spaghetti
Muller was hinderlijk keurig. Hij zag er altijd uit of hij zojuist van de stomerij kwam, broek
vlekkeloos in de plooi, regenjas opgesteven, blauwe blazer ongekreukt en zijn lippen in een
glimlach geperst. Niemand mocht zich aan hem storen. Hij wilde een onberispelijke indruk maken.
Muller was beleefd, hij knikte altijd begrijpend als een ander wat betoogde, ja als het ja moest zijn,
5 soms nee. Een vertegenwoordiger mag nooit opvallen, vond hij. Vaak wisten de mensen met wie
hij onderweg te maken had, niet eens of hij komen moest of al was langs geweest.
A
Ik-perspectief
B
personaal (hij/zij-) perspectief
C
alwetend perspectief

Slide 23 - Quizvraag

Ver, ver weg in de tweede wereldoorlog woonde een zekere Anton Steenwijk met zijn ouders en zijn broer aan de rand van Haarlem. Aan een kade, die over een lengte van honderd meter langs het water liep en dan met een flauwe bocht weer een gewone straat werd, stonden vier huizen niet ver van elkaar.

Uit: De aanslag - Hary Mulisch (1983)
A
Ik-perspectief
B
personaal (hij/zij-) perspectief
C
alwetend perspectief

Slide 24 - Quizvraag

H4 Thematiek (les 1)
  • Lees eerst deze uitleg en de voorbeelden. 
  • Vul daarna de begrippenlijst in.
  • Maak vervolgens de oefeningen online.

Slide 25 - Tekstslide

H4 Thematiek (les 2)
  • Verhalen om samen te lezen bij dit hoofdstuk:  
  • Joubert Pignon, Het Lelijkste schilderij ter wereld. ‘Nederland leest korte verhalen’.  
  • Marga Minco, Het Adres - tekst met vragen 
  • Ferdinand Bordewijk, Karakter (filmanalyse: 12 delen met vragen) 
  • Herman Koch, Het Diner (fragment) https://pratenoverromanfragmenten.nl/ 

Slide 26 - Tekstslide

En verhaalmotief is een terugkerend element in een verhaal of roman.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Bij leidmotieven gaat het om concrete, tastbare zaken.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Een motto is hetzelfde als een opdracht.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Een motto is een vaak een citaat of tekstfragment voor in het boek.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

2

Slide 31 - Video

02:40
Wat is het thema van het boek Beatrijs?
A
Bijgeloof (De symboliek van getallen, kleuren)
B
Als je tot Maria blijft bidden, komt het goed met je (zorgt God voor je).
C
Liefde (tot God, Maria, kinderen, jongen) e.d.)
D
Angst voor schande (bedelarij)

Slide 32 - Quizvraag

04:00
Wat zijn thema's binnen Mariken van Nieumeghen?
A
geloof, liefde
B
angst voor schande, zonde
C
zonde, vergeving, verleiding
D
bijgeloof, liefde

Slide 33 - Quizvraag

Wat hebben Beatrijs en Mariken van Nieumeghen gemeenschappelijk?
A
In beide verhalen wordt het verhaal verteld van een jonge vrouw die jarenlang in zonden leeft, maar ten slotte vergeving vindt.
B
In beide verhalen gaat een jonge vrouw er met de duivel vandoor.

Slide 34 - Quizvraag

Je gaat nu kijken naar Father and Daughter,  een film van Michael Dudok de Wit, waarvoor hij in 2001 een Oscar kreeg en die is opgenomen in de Canon van de Nederlandse film.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Wat is het thema van deze korte film?
A
vader en dochter
B
liefde
C
missen van je vader
D
vermissing

Slide 37 - Quizvraag

Een vader neemt afscheid van zijn dochtertje. Steeds weer keert het meisje terug naar de plaats waar ze haar vader voor het laatst zag. Vol verlangen wacht zij op zijn terugkomst: dagen, seizoenen, jaren?
A
De vertelde tijd is onduidelijk.
B
dagen
C
seizoenen
D
jaren

Slide 38 - Quizvraag

Het adres- Marga Minco
Lees het fragment uit 'Het adres' van Marga Minco en beantwoord (in tweetallen of alleen) de vragen die bij het verhaal horen, via Learnbeat (1.2 Literatuur --> oefentoets).

Slide 39 - Tekstslide