Grammatica - Present Simple / Present Continuous

Grammatica
Tijdens het bespreken en oefenen van de grammatica is het belangrijk dat je zelf de inschatting maakt of je mee moet schrijven of niet. Het is je eigen verantwoordelijkheid.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Tijdens het bespreken en oefenen van de grammatica is het belangrijk dat je zelf de inschatting maakt of je mee moet schrijven of niet. Het is je eigen verantwoordelijkheid.

Slide 1 - Tekstslide

Present Simple of Present Continuous
Wanneer gebruik je wat?
PS: feiten, gewoonten, regelmatige gebeurtenissen en tijdschema's

PC: nu, op dit moment aan de gang of  afspraken in de toekomst waarvan de tijd of plaats vast staat.

Slide 2 - Tekstslide

Geef telkens aan in welke tijd de zin is geschreven.

Slide 3 - Tekstslide

I do my homework every day.
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 4 - Quizvraag

He is doing the dishes.
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 5 - Quizvraag

Niek and Mar often cycle to school.
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 6 - Quizvraag

They are cooking a nice meal for their parents.
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 7 - Quizvraag

Hoe maak je hem ook alweer?
Naast het herkennen van de PS en PC moet je ook weten hoe je die moet maken.

PS:  je schrijft het werkwoord op. Bij she/he/it komt er een s achter het werkwoord.

PC:  noteer de juiste vorm van 'to be' + werkwoord + -ing

Slide 8 - Tekstslide

I walk to school every day.

They watch Netflix every Sunday

Eva visits Spain a lot.

We often meet at the trainstation
I am walking to school at the moment.

They are watching Netflix right now.

Eva is visiting Spain next week.

We are meeting at the trainstation tonight.

Slide 9 - Tekstslide

Zet het werkwoord in de juiste tijd. 

Slide 10 - Tekstslide

Every Monday, Sally _____ (drive)
her kids to football practice.

Slide 11 - Open vraag

Shhhhh! Be quiet! John _____ (sleep).

Slide 12 - Open vraag

Don't forget to take your umbrella.
It _____ (rain).

Slide 13 - Open vraag

I hate living in Seattle because it _____(rain, always).

Slide 14 - Open vraag

I _____ (go) to a movie tonight with some friends.

Slide 15 - Open vraag

Bij de volgende en laatste opdracht kies je telkens de juiste vorm.

Slide 16 - Tekstslide

Every day Anna .......(go) to school by bus but now she .........(cycle) to school.

A
goes / is cycling
B
is going / is cycling
C
goes / cycles
D
is going / cycles

Slide 17 - Quizvraag

Apple ........(make) phones and Samsung also ........(make) computers.
A
is making / is making
B
makes / is making
C
makes / makes
D
is making / makes

Slide 18 - Quizvraag

Look! Ruud ........(play) football. Ruud never ....... (play) football.
A
plays / is playing
B
plays / plays
C
is playing / is playing
D
is playing / plays

Slide 19 - Quizvraag

Usually he .......(watch) a video at home but now he ......(watch) a film in the cinema.
A
watches / is watching
B
is watching / is watching
C
watches / watches
D
is watching / watches

Slide 20 - Quizvraag

I .........(work) in an office from 9 to 5 but at the moment I ........(work not).
A
work / am not working
B
am working / don't work
C
work / don't work
D
am working / am not working

Slide 21 - Quizvraag

Sam, what .... you .....(do)? I .....(swim) with my clothes on.
A
are doing / am swimming
B
are doing / swim
C
do do / am swimming
D
do do / swim

Slide 22 - Quizvraag

I .......(drink) a lot of cola, but now I ........(drink) a pint of beer.
A
am drinking / am drinking
B
am drinking / drink
C
drink / am drinking
D
drink / drink

Slide 23 - Quizvraag

Ik heb de uitleg begrepen en kan zelfstandig aan het werk.
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag