Words Theme 2 2KGT
[to] throw up
A
weggooien
B
overgooien
C
weggeven
D
overgeven
1 / 20
Onderdelen in deze les
[to] throw up
A
weggooien
B
overgooien
C
weggeven
D
overgeven
Slide 1 - Quizvraag
amount
A
berg
B
hoeveelheid
C
zooitje
D
horloge
Slide 2 - Quizvraag
[to] cough
A
hoesten
B
kneuzen
C
knagen
D
kloppen
Slide 3 - Quizvraag
tidy
A
strak
B
opgeruimd
C
keurig
D
gezellig
Slide 4 - Quizvraag
[to] improve
A
open maken
B
improviseren
C
bedenken
D
verbeteren
Slide 5 - Quizvraag
cranky
A
ziek
B
humeurig
C
koortsig
D
slim
Slide 6 - Quizvraag
[to] look pale
A
bleek uitzien
B
palen zien
C
mensen zien
D
paarden zien
Slide 7 - Quizvraag
achievement
A
oordeel
B
aankoop
C
prestatie
D
arrestatie
Slide 8 - Quizvraag
stomach ache
A
keelpijn
B
hoofdpijn
C
rugpijn
D
buikpijn
Slide 9 - Quizvraag
beneath
A
naast
B
onder
C
benauwd
D
boven
Slide 10 - Quizvraag
[to] faint
A
verven
B
flauw vallen
C
verhuizen
D
versieren
Slide 11 - Quizvraag
message
A
bericht
B
massage
C
bedoeling
D
massa
Slide 12 - Quizvraag
black eye
A
slecht oog
B
blauw oog
C
indiaan
D
zwart maken
Slide 13 - Quizvraag
[to] avoid
A
aankomen
B
wegzakken
C
verlaten
D
vermijden
Slide 14 - Quizvraag
health
A
heel
B
helemaal
C
gezondheid
D
hongerig
Slide 15 - Quizvraag
de verleden tijd in het Engels
maak je....
maak je....
A
altijd met -ED-
B
soms met -ED-
C
soms met -ET-
D
vaak met -ET-
Slide 16 - Quizvraag
De tegenwoordige tijd in het Engels
maak je....
maak je....
A
altijd met een -S-
B
soms met een -S-
C
vaak met -ES-
D
nooit met -ES-
Slide 17 - Quizvraag
Welke letter is GEEN klinker?
A
A
B
E
C
O
D
N
Slide 18 - Quizvraag
een appel vertaal je met....
A
an apple
B
a apple
Slide 19 - Quizvraag
Het woord "ik" in het Engels
schrijf je....
schrijf je....
A
hoofdletter "i"
B
soms hoofdletter "i"
C
met hoofdletter aan het begin van de zin
