In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
PTA Vorbereitung
Darum Deutsch
Grammatik
Slide 1 - Tekstslide
Inhalt
Sterk werkwoord met e in de stam
Sterk werkwoord met a in de stam
Naamvallen
Slide 2 - Tekstslide
Sterk werkwoord met e in de stam
Slide 3 - Tekstslide
macht
machen
mache
machst
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
Slide 4 - Sleepvraag
Bij welke personen vindt er een klinkerwisseling plaats? ../../../..
Slide 5 - Open vraag
korte e wordt --> i
lange e wordt --> ie
uitzondering:
geben & nehmen
essen - treffen - helfen - sprechen - vergessen
lesen - sehen - fernsehen
Slide 6 - Sleepvraag
(sprechen) ......... du Deutsch?
timer
0:10
A
sprechst
B
sprichst
C
sprecht
D
spricht
Slide 7 - Quizvraag
Sterk werkwoord met e in de stam
sprechen:
ich spreche
du sprichst
er/sie/es/Linn/Sem spricht
wir sprechen
ihr sprecht
sie/Sie sprechen
Slide 8 - Tekstslide
(sehen) Es ........ gut aus.
timer
0:10
A
sehst
B
sieht
C
siehst
D
sihst
Slide 9 - Quizvraag
Sterk werkwoord met e in de stam
sehen:
ich sehe
du siehst
er/sie/es/Jade/Syl sieht
wir sehen
ihr seht
sie/Sie sehen
Slide 10 - Tekstslide
(helfen) ....... du mir ein passendes Studium zu wählen?
timer
0:10
A
helfst
B
hilft
C
hilfst
D
helft
Slide 11 - Quizvraag
(lesen) Was ....... er gerade?
timer
0:10
A
lest
B
lese
C
lesen
D
liest
Slide 12 - Quizvraag
(besprechen) Wir ......... die Vor- und Nachteile.
timer
0:10
A
besprechen
B
bespreche
C
besprecht
D
besprichen
Slide 13 - Quizvraag
Sterk werkwoord met e in de stam
Gibt es noch Fragen?
Slide 14 - Tekstslide
Sterk werkwoord met ä in de stam
Slide 15 - Tekstslide
Welke personen krijgen een Umlaut op de klinker? ../../../..
Slide 16 - Open vraag
Ich fahre mit dem Bus zum Praktikum. ......... du auch mit?
timer
0:10
A
fahrst
B
fährst
C
fahrt
D
fährt
Slide 17 - Quizvraag
Sterk werkwoord met a in de stam
fahren:
ich fahre
du fährst
er/sie/es/Merel/Brian fährt
wir fahren
ihr fahrt
sie/Sie fahren
Slide 18 - Tekstslide
(tragen) Emma ....... eine Uniform an ihrer Schule.
timer
0:19
A
trägt
B
tragt
C
trägst
D
tragst
Slide 19 - Quizvraag
(laufen) Annika und Eline ........ jeden Tag zur Schule.
timer
0:10
A
läufen
B
laufe
C
laufen
D
läuft
Slide 20 - Quizvraag
Sterk werkwoord met a in de stam
Gibt es noch Fragen?
Slide 21 - Tekstslide
Naamvallen
Slide 22 - Tekstslide
Welke voorzetsels krijgen een 3e naamval? (8x)
timer
0:30
Slide 23 - Open vraag
0
Slide 24 - Video
Welke voorzetsels krijgen een 4e naamval? (7x)
timer
0:30
Slide 25 - Open vraag
0
Slide 26 - Video
m
v
o
mv
1
der
die
das
die
3
4
die
das
die
dem
den
der
den +n
3 m
3 o
4 m
3 v
3 mv
Slide 27 - Sleepvraag
De Ein-Gruppe is bijna hetzelfde als der Der-Gruppe. Maar bij de Ein-Gruppe komt er soms geen uitgang achter. Wanneer? Er zijn meerdere antwoorden juist.
timer
0:20
timer
0:20
A
mannelijk 1e naamval
B
mannelijke 4e naamval
C
onzijdig 1e naamval
D
onzijdig 4e naamval
Slide 28 - Quizvraag
Als er geen voorzetsel in de zin staat, moet je de zin
ontleden. Welke zinsdelen krijgen welke naamval?
1e naamval
3e naamval
4e naamval
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Slide 29 - Sleepvraag
(das Fahrrad) Er fährt mit d____ Fahrrad zur Schule.
timer
0:20
A
der
B
die
C
das
D
dem
Slide 30 - Quizvraag
(der Brief) Hast du d___ Brief gesehen?
timer
0:20
A
der
B
dem
C
den
Slide 31 - Quizvraag
(die Tasche) Der Mann hat sein___ Frau eine Tasche gegeben.
timer
0:20
A
seine
B
seiner
C
seinen
D
seinem
Slide 32 - Quizvraag
(die Mutter) Wohnst du immer noch bei dein____ Mutter?
timer
0:10
A
deine
B
deiner
C
deinem
D
deinen
Slide 33 - Quizvraag
(die Einladung) Ich habe euch ein____ Einladung geschickt.