les 3B My hometown, bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden

Introductie
* My home, my town
* Bijvoegelijke naamwoorden en bijwoorden

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Introductie
* My home, my town
* Bijvoegelijke naamwoorden en bijwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
* Aan het einde van de les kan je een kort verhaal vertellen over jouw huis of woonplaats. 
* Aan het einde van de les weet je hoe je een bijvoeglijke naamwoord kan vinden in Engelse zinnen en ook hoe je deze kunt gebruiken.
* Aan het einde van de les kan je bijwoorden vinden in Engelse zinnen.

Slide 2 - Tekstslide

Iets over mijn hometown
*Can you guess where I live?
* Do you know the place?
* What do you know about this     town?
* Have you ever been there?

Slide 3 - Tekstslide

Beschrijf in minimaal 3 zinnen
(in het Engels) hoe jouw "home" of "hometown" eruit ziet.

Slide 4 - Open vraag

Bijvoeglijke naamwoorden
* Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
* Hoe herken je deze?
* Hoe pas je ze toe?
* Engels, Nederlands en eigenlijk elke andere taal.
* Één of meerdere?

Slide 5 - Tekstslide

Sleep het juiste bijvoeglijk naamwoord naar het juiste vakje
timer
2:00
That
red
ball
is
beatiful.
I
like
that
black
car.
He
is
a
quick
runner!
She
bakes
amazing
cakes,
and they
are
delicious
too!

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Het altijd geeft waarde aan.
B
Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
C
Het geeft de tijd aan in een zin
D
Het is een werkwoord

Slide 7 - Quizvraag

Welk van deze woorden is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
The large box was very heavy!
A
The
B
box
C
was
D
large

Slide 8 - Quizvraag

Welke woorden in deze zin zijn bijvoeglijke naamwoorden?
When I was 12, I got a blue ball from my sweet aunt.
A
Ball, aunt
B
Blue, sweet
C
got, blue, aunt
D
blue, ball,sweet

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord in deze zin is het bijvoeglijk naamwoord?
I've got the highest score of our class!
A
highest, our
B
I've got
C
score, class
D
highest, class

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord in deze zin is het bijvoeglijk naamwoord?
That girl is wearing a nice dress.
A
girl
B
wearing
C
nice
D
dress

Slide 11 - Quizvraag

Bijwoorden
* Wat is een bijwoord?
* Hoe vind je deze?
* Hoe gebruik je het bijwoord? 
* Werkwoorden, meestal "ly" er achter. 
Voorbeeldwoorden: beautifully, carefully, easily, possibly
Let bij de laatste twee woorden op, bij deze woorden wordt de "y"die achteraan staat, bij het "ly" woord een "i"

Slide 12 - Tekstslide

Een paar voorbeeld zinnen.

* She easily dodged the ball.
* The man walks slowly.
* She is dressed beautifully today.
* The woman drives carefully. 

Slide 13 - Tekstslide

Welk woord is in deze zin een bijwoord?
That woman likes cola very much.
A
That
B
woman
C
likes
D
very

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord in deze zin is een bijwoord?
That soccer player can kick the ball super fast!
A
soccer player
B
super
C
fast
D
kick

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord in deze zin is een bijwoord?
He can't walk straight anymore.
A
Can't
B
walk
C
straight
D
anymore

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord in deze zin is een bijwoord?
He answered the question wrong.
A
answered
B
question
C
wrong
D
He

Slide 17 - Quizvraag

Hoe herken je een bijwoord?
A
Het zegt iets over een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord
B
Het zegt iets over een zelfstandig naamwoord
C
Het zijn alle werkwoorden in een zin
D
Bijwoorden zijn hetzelfde als bijvoeglijk naamwoorden

Slide 18 - Quizvraag

Korte reflectie!
* Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
* Hoe vind en gebruik je deze?
* Wat is een bijwoord?
* Hoe kan je deze vinden?

Slide 19 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 20 - Tekstslide