2 hij herhaalt hier de mening van anderen, die hij in de hoofdzin tegenspreekt. Als de ziekte goddelijk was, zouden vooral de armen getroffen moeten worden, omdat zij minder (kunnen) offeren
3 de eerbewijzen en de aanbidding
Slide 16 - Tekstslide
Συμβουλή 4-5-6
4 διδόασιν: de goden αὐτοῖσιν: de armen
5 de weinige offers en eerbewijzen
6 r. 9
Slide 17 - Tekstslide
Συμβουλή 7-8
7 als niet een bepaalde groep ziektes goddelijk is, maar alle ziektes, geldt dat in feite voor alles in de wereld; het is de vraag of het dan nog zinvol is van ‘goddelijk’ te spreken
8 r. 10-11
Slide 18 - Tekstslide
Opdracht bij de tekst
Benoem ieder woord in de zin.
Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)
Slide 19 - Tekstslide
Aan het werk.
Herhaal de woordjes en grammatica van Serie 1 t/m 7
Leer de woordjes en grammatica t/m 10B
Vertaal 10B, t/m 9.
Benoem 10B af.
Dit is ook huiswerk.
Slide 20 - Tekstslide
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 21 - Open vraag
Wat is nog onduidelijk? Waar wil je meer over weten?