2BK_2.2_Lezen_Les_3

Dit kun je al:
  • je kunt de vier tekstdoelen benoemen en uitleggen wat deze betekenen;
  • je kunt de tekstdelen van een tekst herkennen;
  • je kunt de functies van de inleiding benoemen en herkennen;
  • je kunt het (deel)onderwerp van een tekst benoemen;
  • je kunt signaalwoorden van een opsomming herkennen;
  • je kunt een informatieve tekst verkennend en nauwkeurig lezen.
Aan het einde van deze les...
  • kun je de signaalwoorden van een tegenstelling herkennen.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Dit kun je al:
  • je kunt de vier tekstdoelen benoemen en uitleggen wat deze betekenen;
  • je kunt de tekstdelen van een tekst herkennen;
  • je kunt de functies van de inleiding benoemen en herkennen;
  • je kunt het (deel)onderwerp van een tekst benoemen;
  • je kunt signaalwoorden van een opsomming herkennen;
  • je kunt een informatieve tekst verkennend en nauwkeurig lezen.
Aan het einde van deze les...
  • kun je de signaalwoorden van een tegenstelling herkennen.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Voorlezen uit 'Stiefkind' van Selma Noort.
  • Kennis ophalen: tekstdoelen, signaalwoorden.
  • Uitleg: signaalwoorden en verwijswoorden.
  • Zelfstandig werken
  • Terugblikken op de les(doelen)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is het doel van het filmpje 'Zijn haaien gevaarlijk'?
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen/activeren

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video

Wat is het doel van het filmpje van WNF (Wereld Natuur Fonds)?
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen/activeren

Slide 6 - Quizvraag

Signaalwoord: opsomming
In bijna elke tekst staan signaalwoorden. Signaalwoorden laten zien wat het verband
is tussen woorden, zinnen of alinea’s. Ze geven je een teken, zodat je weet wat er
gaat komen.

Signaalwoorden kunnen bijvoorbeeld een opsomming laten zien. Een opsomming betekent
dat er dingen achter elkaar opgenoemd worden.

Bijvoorbeeld: Ik heb veel hobby’s. Ten eerste game ik veel. Verder houd ik van lezen.
Daarnaast sport ik twee keer per week

Slide 7 - Tekstslide

Signaalwoord: tegenstelling
Je weet al dat signaalwoorden een verband aangeven tussen woorden, zinnen of alinea’s. Bijvoorbeeld bij een opsomming.

 

Er zijn ook signaalwoorden die een tegenstelling aangeven. Bij een tegenstelling betekenen twee woorden of twee zinnen het tegenovergestelde van elkaar.

Bijvoorbeeld: De weerman voorspelde mooi weer, maar het regende pijpenstelen.
Signaalwoord: maar.
Tegenstelling: mooi weer – het regende pijpenstelen.

Slide 8 - Tekstslide

verband
signaalwoorden
opsomming
allereerst, ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, daarnaast,verder, vervolgens, tot slot
tegenstelling
maar, daarentegen, echter, toch, integendeel

Slide 9 - Tekstslide

Verwijswoorden
In de meeste teksten staan verwijswoorden. Ze verwijzen naar een of meer woorden in de tekst. Soms verwijzen ze naar een hele zin.

Voorbeelden van verwijswoorden zijn: hij, hem, haar, het, zij, die, dit, dat, hier, daar. Zo kom je erachter waar een woord naar verwijst: stel een vraag die begint met wie, wat, waar of welk(e).

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maken: opdracht 9 tot en met 12 van paragraaf 2.2, blz. 84.

Afspraken:
De eerste vijf minuten in stilte.
Na de eerste vijf minuten mag je fluisterend overleggen met je buurman of -vrouw. Je mag ook een vraag stellen aan de juf.
Er wordt gewerkt aan de opgegeven opdrachten: opdracht 9 tot en met 10 van paragraaf 2.2.

Slide 11 - Tekstslide

Benoem drie signaalwoorden van het tekstverband 'opsomming'.

Slide 12 - Open vraag

Benoem drie signaalwoorden van het tekstverband 'tegenstelling'.

Slide 13 - Open vraag