3.5 De zee klopt op de voordeur

3.5 De zee klopt op de voordeur
Ga lekker op je plek zitten en pak alvast je spullen voor je (etui, boek, schrift).
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3.5 De zee klopt op de voordeur
Ga lekker op je plek zitten en pak alvast je spullen voor je (etui, boek, schrift).

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Opdracht "skigebieden"
Herhalen vorige les
Leerdoelen
Uitleg
Controlevragen
Werktijd
Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht "skigebieden"
  • Je gaat berekenen hoe koud het is op bepaalde plekken. Gebruik daarvoor de volgende regel: per 1000 meter de hoogte in = 6 °C in temperatuur omlaag (1000 m ↑ = -6 °C).
1. Temp. gemeten in het dal (Malcesine, Italië) = 5°C op 100 meter
Temp. gemeten op de top (Monte Baldo, Italië) = ... °C op 2100 meter
2. Temp. gemeten in Mandarfen (Oostenrijk) = ... °C op 1700 meter
Temp. gemeten op Wassertalkogel (Oostenrijk) = -7 °C op 3200 meter
3. Temp. gemeten in Zell am Ziller (Oostenrijk) = 6 °C op 600 meter
Temp. gemeten op Dreispitzkopf (Oostenrijk) = -6°C op .... meter

timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht "skigebieden"
  • Je gaat berekenen hoe koud het is op bepaalde plekken. Gebruik daarvoor de volgende regel: per 1000 meter de hoogte in = 6 °C in temperatuur omlaag (1000 m ↑ = -6 °C).
1. Temp. gemeten in het dal (Malcesine, Italië) = 5°C op 100 meter
Temp. gemeten op de top (Monte Baldo, Italië) = -7 °C op 2100 m
2. Temp. gemeten in Mandarfen (Oostenrijk) = 2 °C op 1700 meter
Temp. gemeten op Wassertalkogel (Oostenrijk) = -7 °C op 3200 m
3. Temp. gemeten in Zell am Ziller (Oostenrijk) = 6 °C op 600 meter
Temp. gemeten op Dreispitzkopf (Oostenrijk) = -6°C op 2600 meter

Slide 4 - Tekstslide

In welk land is weinig tot geen watertekort?
A
India
B
Marokko
C
Ethiopië
D
Canada

Slide 5 - Quizvraag

Waar is hier sprake van?
A
Een fysiek watertekort
B
Een economisch watertekort

Slide 6 - Quizvraag

Een gewapend conflict om water tussen bevolkingsgroepen binnen een land of tussen staten (landen) =
A
waterprobleem
B
staatconflict
C
wateroorlog
D
waterdebat

Slide 7 - Quizvraag

Waarom is dit een oorzaak voor een wateroorlog?
A
Water wordt niet eerlijk verdeeld
B
Er komt veel zand (sediment) in het water
C
De aanleg kost veel geld
D
Het levert veel elektriciteit op

Slide 8 - Quizvraag

Wat is géén voorbeeld van water sparen
A
droogtebestendige gewassen planten
B
minder lang douchen
C
een stuwdam aanleggen
D
water in de rivier lozen (laten stromen)

Slide 9 - Quizvraag

Door de dijken in Nederland zijn we altijd veilig.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je weet welke soorten polders er zijn en dat er misverstanden bestaan over de veiligheid.
  • Je begrijpt waarom het overstromingsrisico van Laag-Nederland toeneemt en hoe men daar de kust tegen beschermt.
  • Je kent en begrijpt maatregelen van klimaatadaptatie. 

Slide 11 - Tekstslide

Polders
Dijkringen moeten Nederland
beschermen tegen overstromingen.
= een stelsel van waterkeringen
(dijken, dammen, duinen) en hogere
gronden die het ingesloten gebied
beschermen tegen overstromingen.

Dijkringen in Nederland ⮕

Slide 12 - Tekstslide

Polders
Zeepolder = polder ontstaan door het bedijken van een kwelder.

Kwelder (zie afbeelding) = een droog,
opgehoogd stuk land door sedimentatie.

Daar wordt een dijk omheen gelegd, het water 
wordt weggepompt en er is een nieuw stuk land
(polder) ontstaat. Veel in Noord-Nederland.

Slide 13 - Tekstslide

Polders
Veenpolder = veengebied dat door bodemdaling nu onder NAP (Normaal Amsterdams Peil) ligt.

Veen is een grondsoort bestaande uit oude plantenresten en water (moeras). Het water wordt weggepompt door gemalen 
en molens en de bodem daalt. Hierdoor ontstaat nieuw 
land (polder). Koekoekspolder (IJsselmuiden) is hiervan
een voorbeeld.

Slide 14 - Tekstslide

Polders
Droogmakerij = polder ontstaan door het droogmalen (leegpompen) van een plas of van een stuk zee.

Het Haarlemmermeer is hiervan een voorbeeld. Zie volgende dia's.

Ook Flevoland is een voorbeeld. Dit wordt de IJsselmeerpolder genoemd = droogmakerij in de voormalige Zuiderzee.

Slide 15 - Tekstslide




Hier was het nog een 
meer.
Hier niet meer. ⮕

Slide 16 - Tekstslide

Polders
Tegenwoordig (Schiphol en allerlei andere plaatsen), ongeveer 200 jaar later.

Slide 17 - Tekstslide

Dreiging aan de kust
Nederland ligt deels onder de zeespiegel. Dit is veilig, maar niet zonder gevaar. Zeespiegelstijging is een gevaar voor Nederland. 

In deze paragraaf kijken we naar de gevaren bij kust. Volgende week naar gevaren bij de rivieren.

Slide 18 - Tekstslide

Dreiging aan de kust
De zeereep (= eerste hoge, min of meer, gesloten duinenrij vanuit zee gezien) is een belangrijke bescherming voor Nederland. Het strand hoort er ook bij.

De laatste duinen voordat je bij het strand 
en de zee komt (vanaf het land 
gezien) óf de duinen die je vanaf het 
strand ziet (ligt eraan vanuit welke kant je het 
bekijkt ;)).


Slide 19 - Tekstslide

Dreiging aan de kust
In Nederland gebeurt:
  • Zandsuppletie = het opspuiten van zeezand vóór of op het strand om de kust te versterken. (Afbeelding ⬈)
  • Dynamisch kustbeheer = kustbeheer in een breed duingebied waar men de natuur haar gang laat gaan.
  • Bij de Waddenzee komt steeds nieuw zand en dat zorgt voor sedimentatie en ophoging van het gebied.

Slide 20 - Tekstslide

Klimaatadaptatie
= de leefomgeving aanpassen aan een ander klimaat.

Het klimaat verandert. Dit is niet tegen te gaan, maar wel in snelheid te verminderen. Er ontstaan vooral extremen (méér neerslag, méér droogte).

We zullen wel maatregelen moeten nemen. Ruimte voor de rivier en water beter sparen (vasthouden, minder gebruiken) bijvoorbeeld.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is géén soort polder?
A
Zeepolder
B
Veenpolder
C
Drooglegging
D
Droogmakerij

Slide 22 - Quizvraag

Door alle bescherming kan Nederland niet meer overstromen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Een veenpolder ontstaat door het water wegpompen uit een moeras.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een oorzaak voor dreigingen aan de kust?
A
Te veel windmolens die water vooruit blazen
B
zeespiegelverhoging
C
zeespiegelstijging
D
Veel schepen die voor hoge golven zorgen

Slide 25 - Quizvraag

Dynamisch kustbeheer is ...
A
De natuur wordt gereguleerd (geleid)
B
De natuur mag haar eigen gang gaan

Slide 26 - Quizvraag

Wat kun je doen voor klimaatadaptatie?
A
Ruimte voor de rivier
B
Water vasthouden
C
Meer groen in de stad
D
Duinen in de gaten houden

Slide 27 - Quizvraag

Aan het werk
Wat: Opdrachten van 3.5
Op welke manier: Rustig overleggen met degene naast je of zelfstandig
Klaar: Zelf iets bedenken, wel aardrijkskunde
Hulp: Je mag mij om hulp vragen
Tijd: Tot 11:20
timer
1:00

Slide 28 - Tekstslide

Post-it
Schrijf op de post-it de volgende dingen:
  1. Wat heb je van deze les geleerd (aan de ene kant)
  2. Hoe vind je de lessen gaan en wat mis je/wil je graag dat ik anders doe (aan de andere kant)

Schrijf het nummer (1 of 2, hierboven) erbij. Naam hoeft niet.
Heb je nog een post-it nodig? Vraag erom.

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet welke soorten polders er zijn en dat er misverstanden bestaan over de veiligheid.
  • Je begrijpt waarom het overstromingsrisico van Laag-Nederland toeneemt en hoe men daar de kust tegen beschermt.
  • Je kent en begrijpt maatregelen van klimaatadaptatie. 

Slide 30 - Tekstslide

Tot volgende week!
Huiswerk: Opdrachten van 3.5

Plak de post-it op de voorste twee tafels bij de deur als je het lokaal verlaat.

Slide 31 - Tekstslide