Unit 2 - Lesson 1

T1 - EN
-



On your table:
  • Workbook + notebook
  • A pen
timer
5:00
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

T1 - EN
-



On your table:
  • Workbook + notebook
  • A pen
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

T1 - EN
1. Translate the following words in English in your notebook. 
use your workbook.




open your notebook and translate into Dutch:
1.hoofdpersoon, 2. gevaarlijk. 3. stoer, 4. belangrijk, 5. schoen, 6. jager, 7.  verrader, 8. gebeuren, 9. onzeker, 10. weglopen, hardlopen

2. Make 2 sentences in de present simple

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Planning this period 
9-13
september
Klasikale lessen
(lesson 2 & 3)
Werkboek, schrift
(laptop)
16-20
september
Afmaken zelfstandige opdrachten
Werkboek, schrift
(laptop)
23 - 27
september
voorbereiden + uitvoeren taak
Werkboek, schrift
(laptop)
30 september - 4 oktober

Oefenen + uitvoeren taak
Werkboek, schrift
(laptop)
7-11
oktober
Toets
oefentoets
Werkboek, schrift
(laptop)
15 oktober 
Toets
18
Task presenteren
O/V/G
De periodes in SOM:
  1.  Big game 

Slide 3 - Tekstslide

Put your Plenda on your desk
present your task (unit 1)
  • Study the words on page 25 Dutch- English

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een 'Comparison' ?

Slide 5 - Tekstslide

Comparisons
big
bigger
the biggest

Slide 6 - Tekstslide

What does it mean to compare?
  • Comparing means finding out how two or more people or things are the same or different.
  • Example

Slide 7 - Tekstslide

Comparing with Short Adjectives
  • When you compare people or things with short adjectives,
  • use -er for comparing two things.
  • Use the -est for comparing more than two things.
Voorbeelden:
Adele is greater than Billie Eilish. (comparing two)
Adele is the greatest singer ever. (comparing more than two)

Slide 8 - Tekstslide

Comparing with Short Adjectives
  • comparing two things.
  •  comparing more than two things.

Over to you:
That house is big but my house is ________
That is the _____ I have ever seen (big) 

Slide 9 - Tekstslide

Vergrotende trap

....-(i)er than

voorbeeld:
slow > slower than
tiny --> tinier than
Overtreffende trap

the ....- (i)est

Voorbeeld:
slow > the slowest 
tiny --> the tiniest

Slide 10 - Tekstslide

Comparing with Short Adjectives
  • With long adjectives (woorden), you don’t add -er or -est. Instead, you use more or the most.
  • Use more for two things and the most for more than two things.


  • Voorbeelden:
  • Martin Garrix is more popular than Armin van Buuren.
  • Martin Garrix is the most popular DJ in the world.

Slide 11 - Tekstslide

Comparisons
vergrotende trap

more ....

Voorbeeld:
More expensive
Comparisons
Overtreffende trap

most.....

Voorbeeld:
Most expensive

Slide 12 - Tekstslide

Test Yourself - Fill in the Blanks

  • Opdracht: Fill in the correct form of the word in brackets (-est or the most).

  • Who is the world’s ____ (famous) DJ at the moment?
  • Today is the ____ (important) day of my life.
  • This festival has the ____ (amazing) line-up.
  • Dimash is the ____ (young) singer on the show.
  • July is the ____ (happy) time of the year for music fans.

Slide 13 - Tekstslide

Mocktest - oefentoets
Practice for the upcomming test, with the mocktest!
  • Werk 20 minuten stil aan de oefentoets
  • Maak van alle opdrachten de eerste twee vragen, klaar? 
  • Maak de hele toets af, vraag? Steek stil je hand op.

Helemaal klaar met de toets?
Leer de woorden:
  1. Maak flashcards
  2. Schrijf de woorden over, let op de spelling
  3. Leg je hand op de woorden in het boek en bedenk in je hoofd of je de juiste vertaling weet
timer
20:00

Slide 14 - Tekstslide