Getallen + lidwoorden

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Le programme

- Corriger les devoirs

- Préparation du test 

Les buts

Aan het einde van deze les...

• kun je de getallen van 0 t/m 20 in het Frans benoemen en goed schrijven.
• kun je de vertaling van de woorden van voca A en B (hoofdstuk 1) goed schrijven.
• kun je het juiste Franse lidwoord  opschrijven.

Corriger les devoirs

Taak 5 en 6 bespreken

Rol A :

Hallo Bonjour ! / Salut !

Hoe gaat het ? Ça va ?

Hoe heet je ? Comment tu t’appelles ?

Waar woon je ? Tu habites où ?

Wat is je telefoonnummer ? Quel est ton numéro de téléphone ?

Heb je een broer ? Tu as un frère ?

Wat is dat ? Qu’est-ce que c’est ?

Tot ziens ! Au revoir !

Rol B :

Hoi ! Salut !

Het gaat goed. Ça va bien.

Ik heet ………. Je m’appelle …………. / Je suis ………….

Ik woon in ………. J’habite à Lisse/ Hillegom/ Nieuw Vennep.

Dat is 06 - ………. C’est le zéro six - ……………………………………

Ja, ik heb een broer. Oui, j’ai un frère.

Nee, ik heb geen broer. Non, je n’ai pas de frère.

Dat is een hond. C’est un chien.

Tot ziens! Au revoir!

1. Deux

2. huit

3. dix

4. douze

5. quatorze

6. dix-sept

1. ai

2. as

3. a

4. avons

5. avez

6. ont

7. ont

8. ont

Even oefenen...

00:13

Vertaling van 8

00:24

Vertaling van 13

00:33

Vertaling van 3

00:48

Vertaling van 17

01:06

Vertaling van 5

01:19

Vertaling van 20

lidwoorden 

classe 1

Wat zijn lidwoorden in het
Nederlands?

Leg uit waarom onderstaande lidwoorden bij de zelfstandig naamwoorden horen.

La mère (de moeder)

Le père (de vader)

Les parents (de ouders)

L'école (de school)

de jongen

1. le garçon
2. la garçon
3. les garçon
4. l'garçon

de moeder

1. le mère
2. la mère
3. les mère
4. l'mère

de broers

1. le frères
2. la frères
3. les frères
4. l'frères

Frans

• een 
• un --> mannelijk (un garçon)
• une --> vrouwelijk (une fille)

een jongen

1. un garçon
2. le garçon
3. une garçon
4. des garçons

een meisje

1. un fille
2. une fille
3. des filles
4. la fille

Meervoud van le camping

1. la camping
2. l'campings
3. les campings
4. campings

Meervoud van l'hôtel

1. l'hôtels
2. les hôtels
3. les hôtel
4. la hôtel

Vervang un/une door le/la/l'
une piscine

Vervang un/une door le/la/l'
un prof

Vervang un/une door le/la/l'
une école

Zet in het meervoud:
l'ami

Zet in het meervoud:
la soeur

Zet in het meervoud:
le poisson

Voorbereiden toets

groep 1:

- Laurens-Jan, Daan, Jason en Milan

groep 2:

- overige leerlingen

Hulp? Je boek of zachtjes overleggen. Tijd? Tot 14.17 uur.

Online oefenen:

- hoofdstuk 1

- slim stampen

- oefenen met voca A, B en bron D

Controler les buts

1. Schrijf het getal 3, 14 en 17 in het Frans.

2. Vervang het lidwoord voor un of une:

le père - ____ père.

3. Vertaal de volgende twee woorden:

- de familie

- de vriend

- ook