Paragraaf 3.2 - Temperatuur

3.2 - Temperatuur 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3.2 - Temperatuur 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen van paragraaf 2.2
  • 3.2.1 Je kunt beschrijven hoe je de temperatuur van de lucht om je heen kunt meten.
  • 3.2.2 Je kunt de onderdelen van een vloeistofthermometer benoemen.
  • 3.2.3 Je kunt uitleggen hoe een vloeistofthermometer werkt.
  • 3.2.4 Je kunt een digitale thermometer beschrijven.
  • 3.2.5 Je kunt uitleggen wat het meetbereik van een thermometer is.
  • 3.2.6 Je kunt een thermometer voorzien van een schaalverdeling in graden Celsius door gebruik te maken van het smeltpunt van ijs en het kookpunt van water.
  • 3.2.7 Je kunt uitleggen waarom en hoe op een vliegveld snel de lichaamstemperatuur van reizigers gemeten wordt. (EXTRA)

Slide 2 - Tekstslide

Introductie
Het weerbericht waarschuwt voor gladheid als er temperaturen ‘onder nul’ worden verwacht. Natte weggedeelten kunnen dan opvriezen, zodat er een spekglad laagje ijs op het wegdek ontstaat. Als de temperatuur van de buitenlucht stijgt tot ‘boven nul’, gaat het dooien en verdwijnt de gladheid weer. Met een weerthermometer kun je nagaan of de verwachtingen in het weerbericht uitkomen of niet.

Slide 3 - Tekstslide

De temperatuur meten

Je gevoel voor warm en koud is niet erg betrouwbaar. Lauw water voelt warm aan als je koude vingers hebt. Als het ’s winters waait, lijkt het kouder dan het in werkelijkheid is: hoe harder het waait, des te kouder het aanvoelt, ook al verandert de temperatuur niet.

Met een thermometer kun je de temperatuur van de lucht om je heen meten. Je vindt dan een getalswaarde voor de temperatuur die onafhankelijk is van je gevoel. Jij kunt het ‘flink koud’ hebben, terwijl een ander het ‘lekker fris’ vindt. Maar met een goed werkende thermometer vind je allebei dezelfde waarde voor de temperatuur.

Slide 4 - Tekstslide

Als je een thermometer in de zon hangt, krijgt hij een hogere temperatuur dan de buitenlucht (net zoals je huid ook opwarmt als je in de zon zit; pas als er een wolk voor de zon schuift merk je dat de lucht helemaal niet zo warm is). Een thermometer die in de zon hangt, kan de luchttemperatuur daardoor niet juist aangeven.


Weerkundigen hangen hun thermometers daarom 1,5 m boven de grond, in een wit geschilderd kastje. In de wanden van zo’n weerhut zitten openingen waar de wind vrij doorheen kan waaien (figuur 1). De thermometers in de weerhut nemen de temperatuur aan van de voorbij stromende lucht. Zo kan de luchttemperatuur betrouwbaar gemeten worden.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

De vloeistofthermometer
Een bekend soort thermometer is de vloeistofthermometer. Zo’n thermometer bestaat uit een reservoir en een stijgbuis waarlangs een schaalverdeling is aangebracht (figuur 2). Het reservoir en een deel van de stijgbuis zijn gevuld met een vloeistof. In bijna alle thermometers wordt alcohol gebruikt, waaraan voor betere zichtbaarheid een kleurstof is toegevoegd.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Uit welke twee onderdelen bestaat een vloeistofthermometer?

Slide 9 - Open vraag

Als de temperatuur stijgt, zet de vloeistof in het reservoir uit. De vloeistof gaat dan in de stijgbuis omhoog. Als de temperatuur daalt, krimpt de vloeistof weer en daalt het vloeistofniveau. Omdat de buis erg nauw is, zie je de vloeistof al stijgen of dalen bij kleine temperatuurverschillen.

 

Je leest de temperatuur af door de hoogte van de vloeistof te vergelijken met de schaalverdeling langs de stijgbuis. In het dagelijks leven worden thermometers gebruikt met een schaalverdeling in graden Celsius (°C). Deze schaalverdeling wordt ook wel de Celsiusschaal genoemd.

Het verschil tussen de hoogste en laagste temperatuur die je met een thermometer kunt meten, noem je het meetbereik van de thermometer. Het meetbereik van de thermometer in figuur 2 loopt van –20 tot 120 °C.
De stijgbuis

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video


stijgbuis

reservoir

schaalverdeling

Slide 12 - Sleepvraag

n figuur 3 is getekend hoe je een thermometer kunt voorzien van een schaalverdeling in graden Celsius.
1 Neem als nulpunt (0 °C) het niveau van de vloeistof in de thermometer bij de temperatuur van smeltend ijs.
2 Neem als honderdpunt (100 °C) het niveau van de vloeistof in de thermometer bij de temperatuur van kokend water.
3 Verdeel de afstand tussen deze twee punten met streepjes in tien gelijke delen. Tussen de streepjes zit dan telkens een verschil van 10 °C.
4 Zet ten slotte ook streepjes met dezelfde tussenruimte onder het nulpunt en boven het honderdpunt.
Het is een kwestie van afspraak dat het smeltpunt van water precies 0 °C is en het kookpunt van water precies 100 °C.

De Celsiusschaal 
n figuur 3 is getekend hoe je een thermometer kunt voorzien van een schaalverdeling in graden Celsius.
1 Neem als nulpunt (0 °C) het niveau van de vloeistof in de thermometer bij de temperatuur van smeltend ijs.
2 Neem als honderdpunt (100 °C) het niveau van de vloeistof in de thermometer bij de temperatuur van kokend water.
3 Verdeel de afstand tussen deze twee punten met streepjes in tien gelijke delen. Tussen de streepjes zit dan telkens een verschil van 10 °C.
4 Zet ten slotte ook streepjes met dezelfde tussenruimte onder het nulpunt en boven het honderdpunt.

Het is een kwestie van afspraak dat het smeltpunt van water precies 0 °C is en het kookpunt van water precies 100 °C.

Slide 13 - Tekstslide

In de afbeelding zie je hoe de schaal verdeling gemaakt wordt
 1 Neem als nulpunt (0 ℃) het niveau van de vloeistof bij de temperatuur van smeltend ijs.
 2 Neem als nulpunt (100 ℃) het niveau van de vloeistof bij de temperatuur van kokend water
3 Verdeel de afstand tussen deze twee punten met streepjes in 10 gelijke delen. Tussen de streepjes zit dan telkens een 
verschil van 10 ℃
4 Zet ten slotte ook streepjes met dezelfde tussenruimte onder het honderdpunt en boven het nulpunt.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Je voorziet een thermometer van het nulpunt.
Wat heb je nodig om het nulpunt te bepalen?
A
smeltend ijs
B
lauw water
C
kokend water

Slide 16 - Quizvraag

De vloeistof in een vloeistofthermometer krimpt als de temperatuur...................
A
stijgt
B
daalt

Slide 17 - Quizvraag

Waarom gaat de vloeistof in een vloeistofthermometer omhoog als de temperatuur stijgt
A
De vloeistof verandert in gas en gaat dan omhoog
B
De vloeistof zet uit als hij warm wordt en gaat dan omlaag
C
De vloeistof zet uit als hij warm wordt en gaat dan omhoog
D
De vloeistof krimpt als hij warm wordt en gaat dan omlaag

Slide 18 - Quizvraag

Lees deze 4 thermometers af
A
thermometer a: 24 °C thermometer b: 38,17 °C thermometer c: 36,8 °C thermometer d: –18 °C
B
thermometer a: 26 °C thermometer b: 38,17 °C thermometer c: 38,8 °C thermometer d: –18 °C
C
thermometer a: 28 °C thermometer b: 38,17 °C thermometer c: 38,8 °C thermometer d: –16 °C
D
thermometer a: 23 °C thermometer b: 38,17 °C thermometer c: 35,8 °C thermometer d: –18 °C

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meetbereik van deze thermometer?
A
van 0 ℃ tot 100 ℃
B
van 20 ℃ tot 50 ℃
C
van - 40 ℃ tot 100 ℃
D
van - 40 ℃ tot 50 ℃

Slide 20 - Quizvraag

Digitale thermometer

Vroeger werden speciale vloeistofthermometers gebruikt om je lichaamstemperatuur te meten. Zo’n koortsthermometer heeft een meetbereik van 35 °C tot 43 °C. De stijgbuis is nauwer en het reservoir is groter dan bij gewone vloeistofthermometers. Daardoor is er zoveel ruimte tussen de graadstreepjes dat je de temperatuur gemakkelijk tot op een tiende graad nauwkeurig kunt aflezen.

 

Tegenwoordig wordt vaak een digitale thermometer als koortsthermometer gebruikt. Zo’n thermometer geeft de temperatuur aan met cijfers op een klein scherm. Daarop zie je in één oogopslag hoe hoog je lichaamstemperatuur is (figuur 4). Een digitale thermometer bevat geen vloeistof die uitzet en inkrimpt als de temperatuur stijgt of daalt, maar werkt elektronisch

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

EXTRA Temperatuur meten op vliegvelden

Met een ernstige besmettelijke ziekte mag je niet reizen. Zo voorkom je dat je andere mensen infecteert, die dan ook ziek worden. In 2020 besmette het coronavirus wereldwijd miljoenen mensen, met veel doden tot gevolg. Mensen die besmet waren met het coronavirus, mochten toen niet meer vliegen. Van het coronavirus krijgen de meeste mensen koorts. Hun lichaamstemperatuur is dan hoger dan 38 °C.

Slide 23 - Tekstslide

Om die reden wordt op vliegvelden de temperatuur van reizigers gemeten. Om van veel mensen in een korte tijd de temperatuur te kunnen meten, worden warmtestralingsthermometers gebruikt. Ieder mens zendt namelijk warmtestraling uit. Deze warmtestraling kun je met het blote oog niet zien, maar een warmtestralingsthermometer neemt deze straling wel waar. Hoe hoger de lichaamstemperatuur, hoe meer warmtestraling dat lichaam uitzendt.

Slide 24 - Tekstslide

Een warmtestralingsthermometer maakt een thermogram (figuur 5). Dat is een plaatje waarbij verschillende temperaturen met verschillende kleuren worden aangeduid. Door de kleuren in het thermogram te bekijken, is de temperatuur vast te stellen. Als iemand koorts heeft, mag hij of zij het vliegtuig of het land niet in.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

In figuur 10 zie je een thermogram van het hoofd van een passagier.
Welke lichaamsdeel heeft de laagste temperatuur?Waarom is de temperatuur van dat lichaamsdeel het laagst?

Slide 27 - Open vraag

Opdrachten maken
Wat: lees paragraaf 3.2 
Hoe: helemaal stil! muziek mag in!   
Hulp: Geen   
Tijd:  ???? minuten lang   
Huiswerk: opdrachten 1 tm 9 van paragraaf 3.2 & Test jezelf  
Klaar?: ga bezig met een ander vak! 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide