Voorraadkengetallen: gemiddelde voorraad

Voorraadkengetallen
Gemiddelde voorraad
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voorraadkengetallen
Gemiddelde voorraad

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Wat hebben we al gedaan?
Nakijken
Wat ga ik vandaag leren?
Uitleg
Maken opgaven.
Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Vorige lessen
Bestelpunt
Bestelfrequentie
Bestelgrootte

Slide 3 - Tekstslide

Bestelpunt: Wanneer bestel ik? 
Hoeveel verkoop ik per periode? Hoe lang duurt het voor een bestelling geleverd wordt en heb ik een veiligheidsmarge nodig?

Bijvoorbeeld:
Ik verkoop gemiddeld 3 wasmachines per week. De levertijd is 3 weken en voor de veiligheid wil ik er 2 hebben. 
Ik moet dus nog een voorraad hebben voor 3 weken ( 3X3) en tel daar nog 2 bij op voor de veiligheid. ( dus 9 +2 =11). Als mijn voorraad niet meer dat 11 is bestel ik dan.


Slide 4 - Tekstslide

Bestelfrequentie
Bestelfrequentie = jaarafzet
                                     bestelgrootte

Dus, hoeveel verkoop ik per jaar. Hoe groot is mijn bestelling? 
Daaruit blijkt hoe vaak ik moet bestellen. 

Bij de bestelgrootte is het andersom: Hoe vaak kan ik bestellen, hoeveel heb ik per jaar nodig. Dus hoe groot moet mijn bestelling dan zijn per keer?

Slide 5 - Tekstslide

De levertijd van printpapier is 2 weken, de afzet is 15 per week, de veiligheidsvoorraad is 5. Wat is het bestelpunt?
A
40
B
30
C
35
D
20

Slide 6 - Quizvraag

1. Peter verkoopt gemiddeld 4 magnetrons per dag. Levertijd is 1 week. De winkel is 6 dagen open.
Veiligheidsvoorraad is 8
WAT IS HET BESTELPUNT?
A
12
B
24
C
32
D
72

Slide 7 - Quizvraag

Van een bepaald artikel is de afzet 30 stuks per maand. Er worden 15 stuks per keer besteld. Bereken de bestelfrequentie (jaarlijks).
A
20
B
24
C
26
D
28

Slide 8 - Quizvraag

Nakijken opgaven
Nakijken opgaven.
De antwoorden staan op teams. 
Nakijken opgave 22

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 22: Bestelpunt en -frequentie dvd-speler
Met de verkoop van een dvd-speler behaal je een consumentenomzet van € 4.000,- per week. De consumentenprijs is € 32,-. De levertijd is eens per vier weken. Je houdt een veiligheidsvoorraad aan van twintig.

a. Bereken het bestelpunt van deze dvd-speler.
b. Bereken de bestelfrequentie van deze dvd-speler.

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoel
Na deze les kan ik de gemiddelde voorraad uitrekenen

Slide 11 - Tekstslide

Gemiddelde voorraad
een kengetal dat de waarde aangeeft 
van de gemiddelde hoeveelheid artikelen die je in een bepaalde periode in voorraad hebt.

Slide 12 - Tekstslide

2 mogelijkheden
2 momenten van inventarisatie. 1 januari en 31 december.
 Dan beide waarden optellen en delen door 2. 

Meer dan 2 momenten van inventarisatie:
Dan van de 1e en laatste inventarisatie de helft nemen en optellen bij de andere waarden. Dan delen door het aantal opnames -1.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Golfshop Hole-in-one heeft op 1 januari een voorraad van € 84.000,-.
 Op 31 december bedraagt de voorraad € 72.000,-.

De gemiddelde voorraad bereken je dan als volgt:
 (beginvoorraad + eindvoorraad) ÷ 2 =
Voor Hole-in-one is dit: (€ 84.000,- + € 72.000,-) ÷ 2 = € 78.000,-




Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld 2
In het eerste kwartaal van dit jaar worden bij de golfshop de golfschoenen geteld.
De eigenaar noteert de volgende voorraden:
• 1 januari 40 paar
• 1 februari 68 paar
• 1 maart 80 paar
• 1 april 20 paar.
De voorraad is in dit voorbeeld op meerdere momenten geteld.
De gemiddelde voorraad van golfschoenen in het eerste kwartaal is dan:
(½ x 40 + 61 + 80 + ½ x 20) ÷ 3 = 57 stuks

Slide 15 - Tekstslide

Verwerken
Voor opdracht 
18 tm 35 de gemiddelde 
voorraad berekenen. 
Van de extra opdrachten omloopsnelheid


timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

Beginvoorraad is € 180.000. Eindvoorraad is € 160.000. Wat is de gemiddelde voorraad?
A
€ 170.000
B
€ 20.000
C
€ 340.000

Slide 17 - Quizvraag

Uit de administratie van een computerwinkel zijn de volgende gegevens bekend:
Voorraadwaarden: 1 januari € 23.500,-; 1 april € 21.100,-; 1 juli € 18.200,-; 1 oktober € 24.300,-; 31 december € 19.500,-
Hoeveel is de gemiddelde voorraad(afronden op hele euro's)?
A
€21.320,00
B
€26.650,00
C
€21.275,00
D
€17.020,00

Slide 18 - Quizvraag

op 1 januari is de voorraad € 17.800. Op 31 december is de voorraad € 16.350. Bereken de gemiddelde voorraad.
A
€ 17.800
B
€ 17.075
C
€ 16.350
D
€ 17.316,67

Slide 19 - Quizvraag

Inkoopprijs fietstas ‘Carrier’: € 23.
Bereken de gemiddelde voorraad met deze vijf voorraadbedragen.
1 januari: 34 stuks × € 23 = € 782
1 april: 30 stuks × € 23 = € 690
1 juli: 40 stuks × € 23 = € 920
1 oktober: 28 stuks × € 23 = € 644
31 december: 22 stuks × € 23 = € 506
A
700
B
720
C
724,50
D
736,50

Slide 20 - Quizvraag

Einde les
Let op het huiswerk in teams!

Maken de berekening van de gemiddelde voorraad van opgave 18 tot en met 35.

Slide 21 - Tekstslide