5.2 & 5.3

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

5.2 & 5.3

Vandaag 5.2 & 5.3

- leerdoelen 5.2

- Uitleg 5.2

- zelfwerktijd

- leerdoelen 5.3

- Uitleg 5.3

- quizz 5.2 & 5.3

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

5.2 verbranding

leerdoelen:

Aan het einde van de les  kan je...

• Een chemisch reactieschema opstellen;
• het verschil tussen een volledige en onvolledige verbranding aangeven;
• de drie voorwaarden noemen die nodig zijn voor een verbranding;
• Maatregelen herkennen om een brand te voorkomen of te blussen en deze in verband brengen met de drie voorwaarden.
  

Hoe kan je vuur
uitdoven?

Drie voorwaarden voor verbranding

3 voorwaarden:

• brandstof
• zuurstof
• ontbrandingstemperatuur

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Temperatuur verlagen

• Blussen
    met water
  
  
• Kaarsje
    uitblazen 

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Zuurstof wegnemen

• Blussen
    met schuim
  
• Zand
  
• Blusdeken

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Brandstof wegnemen

• Gaskraan dicht
   draaien
• Uit laten
   branden
• Brandgangen
   maken in het
   bos

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Maar wat is nou eigenlijk verbranding? Wat gebeurt er en hoe komt het dat de ene vlam blauw is en de andere oranje?

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Verbranding is een chemische reactie

Bij een chemische reactie verdwijnen stoffen en ontstaan nieuwe stoffen. 

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Verbrandingsreactie

aardgas + zuurstof --> koolstofdioxide + waterdamp

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

• voldoende zuurstof
• reactieproduct
   koolstofdioxide en waterdamp
  
  
  
• onvoldoende zuurstof
• reactieproduct
   roet of koolmonoxide

Volledige verbranding

Onvolledige verbranding

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Koolmonoxide

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

ff zelfwerken

- Bezig met het huiswerk 5.2

klaar?

ga alvast bezig met 5.3

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

5.3 warmtetransport

leerdoelen:

Aan het einde van deze paragraaf kan je...

• drie soorten warmtetransport noemen;
• voorbeelden noemen van een geleider of een isolator.
• herkennen wanneer er sprake is van geleiding, straling en stroming.
• aangeven wat infraroodstraling is.
• Toelichten hoe ze zeestromen en luchtstromen zorgen voor warmtetransport.
  

Warmte VS temperatuur

Warmte

Warmte is de hoeveelheid energie die zich verplaats van een voorwerp met een hoge temperatuur naar een voorwerp met een lage temperatuur.

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Warmtetransport

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Geleiding

• Warmte wordt van de ene plaats in een vaste stof doorgegeven aan een andere plaats. 
• Moleculen geven warmte door, door tegen elkaar te trillen. 
• De moleculen blijven op hun plaats.

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Demo lucifers laten zien

Stroming

• Warmte verplaatst zich door de beweging van een gas of vloeistof.
  
  
• Een warme vloeistof of gas is lichter waardoor het opstijgt.
  

Het water zorgt ervoor dat elk deel van het eten in contact komt met de warmte, terwijl het tegelijkertijd voorkomt dat het eten te heet wordt op 1 plek en daardoor zal verbranden.

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Demo kaliumpermanganaat laten zien.

HOT

COLD

Warmte verplaats zich alleen als er sprake is van een temperatuurverschil

Warmte stroomt  

van hoge naar lage

 temperaturen

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Straling

• Warmte verplaatsing door straling.
  Als deze straling door een voorwerp wordt geabsorbeerd wordt dit voorwerp warm.
  
  
• Er is geen tussenstof nodig.
  
  
• Het kampvuur zendt zichtbare warmtestraling (licht) en onzichtbare warmtestaling (infraroodstraling) uit. 

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Straling

Het zilverfolie weerkaatst de
straling waardoor de warmte bij
de kampeerder blijft.

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Straling

Elk voorwerp zendt straling uit.
Des te hoger de temperatuur van
het voorwerp des te hoger de stralingsenergie van de
uitgezonden straling. 

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

5.5 Zelfstudie

ff zelfwerken

HW: 

5.2: 18, 21, 26, 28, 29

5.3: 37, 38, 43, 44

Quizzz

Voor elke verbranding is zuurstof nodig?

1. waar
2. niet waar

De tegels van de badkamer voelen koud aan als je er met je blote voeten op gaat staan.

1. stroming
2. straling
3. geleiding

Wat is waar over volledige verbranding?

1. Een gele vlam betekent volledige verbranding
2. Bij volledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
3. Een vlam met volledige verbranding maakt geen roet
4. Volledige verbranding bestaat helemaal niet

Je zit naast een kampvuur en voelt de warmte op je gezicht.

1. stroming
2. straling
3. geleiding

Via de golfstroom komt veel warm zeewater van de evenaar naar de noordzee.

1. stroming
2. straling
3. geleiding

Waarom worden radiatoren niet bij het plafond opgehangen?

Bij een verbranding verdwijnt de brandstof.

1. waar
2. niet waar

Zolang er maar genoeg zuurstof is blijft het vuur branden

1. waar
2. niet waar

Bij een onvolledige verbranding ontstaat er alleen koolstofdioxide

1. waar
2. niet waar

Als je een brand wil blussen, kan dat alleen door de temperatuur te verlagen.

1. Waar
2. Niet waar

Een gasleiding is in brand geraakt. Om de brand te blussen draait de brandweer de gaskraan dicht.
Welke voorwaarde voor verbranding haalt de brandweer weg?

1. Brandstof
2. Zuurstof
3. Temperatuur

Bij een bosbrand wordt de brand op een plek gehouden tot dat stuk is opgebrandt
Welke brandvoorwaarde neem je weg?

1. Zuurstof
2. Ontbrandings-temperatuur
3. Brandstof

Voor elke verbranding is zuurstof nodig?

1. waar
2. niet waar

Bij een verbranding verdwijnt de brandstof.

1. waar
2. niet waar

Zolang er maar genoeg zuurstof is blijft het vuur branden

1. waar
2. niet waar

Bij een onvolledige verbranding ontstaat er alleen koolstofdioxide

1. waar
2. niet waar

Wat is waar over volledige verbranding?

1. Een gele vlam betekent volledige verbranding
2. Bij volledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
3. Een vlam met volledige verbranding maakt geen roet
4. Volledige verbranding bestaat helemaal niet

Als je een brand wil blussen, kan dat alleen door de temperatuur te verlagen.

1. Waar
2. Niet waar

Een gasleiding is in brand geraakt. Om de brand te blussen draait de brandweer de gaskraan dicht.
Welke voorwaarde voor verbranding haalt de brandweer weg?

1. Brandstof
2. Zuurstof
3. Temperatuur

Bij een bosbrand wordt de brand op een plek gehouden tot dat stuk is opgebrandt
Welke brandvoorwaarde neem je weg?

1. Zuurstof
2. Ontbrandings-temperatuur
3. Brandstof

Huiswerkopdracht

https://www.proefjes.nl/proefje/067

Klassikaal bekijken, op volgende dia leerlingen een voorspelling laten doen.

Voorspelling huiswerkopdracht: wat verwacht je dat er gebeurt?