grammatica 4 aanw en vrg vnw
1 / 11
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
zelfstandige werkwoorden
aanwijzende voornaamwoorden
vragende voornaamwoorden
hulpwerkwoorden
Dergelijke, zo'n
wat voor een, welke
dansen, bouwen, schrijven
hebben, willen, gaan
Slide 5 - Sleepvraag
Wat is het vragende voornaamwoord in deze zin:
Waarom vraag je niet wie dat heeft gedaan?
Waarom vraag je niet wie dat heeft gedaan?
A
waarom
B
wie
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Ik vind dat deze leerling goed werkt.
Ik vind dat deze leerling goed werkt.
A
dat
B
deze
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden in deze zin:
Deze jongen heeft zulke rare vrienden en die komen vanavond ook.
Deze jongen heeft zulke rare vrienden en die komen vanavond ook.
A
deze, die
B
en, ook
C
deze, zulke,die
D
zulke
Slide 8 - Quizvraag
Wat zijn de vier vragende voornaamwoorden?
A
wie, wat, welke, waarom
B
hoe, wanneer, waarom, waar
C
wie, wat, welke, wat voor een
