H3.3 Landbouw in de VS

H3.3 Landbouw in de VS
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3.3 Landbouw in de VS

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat het verschil is tussen extensieve en intensieve veeteelt. Ook kun je aangeven waarom je niet overal intensieve veeteelt hebt.
  • Je weet hoe landbouw van de VS eruit ziet en welke factoren daar invloed op hebben. 
  • Je kan het verschil tussen voedsel en handelsgewassen beschrijven en voorbeelden bij noemen. 
  • Je kunt aangeven welke gebieden irrigatie nodig hebben en wat belts in de landbouw betekent.
  • Je kunt aangeven waarom op bepaalde plekken bosbouw plaatsvind in plaats van akkerbouw of veeteelt. 

Slide 2 - Tekstslide

VS:
Heeft een landoppervlak van 9,2 miljoen vierkante meter.
74% daarvan wordt gebruikt voor landbouw.
  • Landbouw bestaat uit:
  • Akkerbouw (24%)
  • Veeteelt (36%)
  • Bosbouw (40%)  
Waar wat wordt gedaan hangt af van het klimaat, reliëf en hoeveelheid water wat beschikbaar is. 

Slide 3 - Tekstslide

Akkerbouw VS:
  • Handelsgewassen waorden veel verbouwd in de Great Plains en Soybean-Corn Belt.
  • Een belt betekent gordel en wil zeggen in de landbouw dat een gebied gespecialiseerd is in een bepaald gewas. 
  • Waarom is mais geen voedselgewas in de VS (je kan dat toch eten)?
  • Omdat mais vooral wordt bewerkt tot veevoer en bio-ethanol.
  • Hoe kan er in de Great Plains landbouw plaatsvinden. Dit was toch een steppe klimaat (regio Texas)?
  • Door irrigatie. Via grondwater worden gewassen besproeid met water. 

Slide 4 - Tekstslide

Akkerbouw in de VS:
  • Voedselgewassen worden vooral verbouwd in de het zuidoosten (Cotton Belt) en in het westen in Central Valley.
  • In  het westen kan dit alleen worden verbouwd door irrigatie.
  • Wat was ook alweer het nadeel van irrigatie?
  • Zorgt voor verzilting.

Slide 5 - Tekstslide

Soorten gewassen
  • Voedsel gewassen (gewassen om te eten) zoals:
  • Noten, groeten, rijst en fruit.
  • Handelsgewassen (gewassen als grondstof en hier moet nog iets mee gebeuren) zoals:
  •  mais, soja, granen en katoen.
  • Veel van deze landbouw verloopt via intensieve landbouw.
  • Dit betekent dat er veel opbrengst per hectare grond wordt gewonnen.
  • Dit kunnen ze in de VS doen doordat ze veel geavanceerde machines hebben en kennis hebben om de grond optimaal te gebruiken. 

Slide 6 - Tekstslide

Veeteelt in de VS:
  • We hebben twee soorten veeteelt.
  • Intensief vind je in de VS veel, dit betekent dat er veel dieren op weinig grond wordt gehouden.
  • In armere landen en droge gebieden heb je veel extensieve veeteelt.
  • Dan heb je juist weinig dieren op veel grond. 
  • Waarom heb je in droge gebieden vaak extensieve veeteelt?
  • Er is niet genoeg water en voedsel voor intensieve veeteelt. 

Slide 7 - Tekstslide

Veeteelt in de VS:
  • Meeste melk en zuivelproducten wordt gemaakt in de Dairy Belt. Dit gaat via intensieve veeteelt. 
  • Voornamelijk kippen, koeien, varkens en schapen worden gehouden in de veeteelt.
  • Koeien worden in feedlots vergmest voor 4 - 6 maanden en daarna geslacht. 
  • Het vee eet hier geen gras, maar mais, alfalfa en ander veevoer. Hier worden de koeien snel dik en vet van. 
  • Deze bedrijven hebben tussen de 1.000 en 8.000 koeien
  • In Nederland heeft een veehouderij slechts 114 koeien meestal

Slide 8 - Tekstslide

Bosbouw in de VS 
  • Gebieden zijn vaak beschermt en niet zo geschikt voor landbouw door:
  • Reliëf
  • Droogte
  • Ongeschikte bodem
  • Men produceert hier:
  • Timmerhout, stookhout, houtsnippers voor bio centrales. 

Slide 9 - Tekstslide

Water voor de landbouw
  • Voor al deze landbouw heeft de VS veel water nodig. 
  • Dit haalt de VS uit de grond. 
  • Bij gebieden waar er weinig neerslag valt is dit een probleem
  • Waarom?
  • Omdat met te weinig neerslag het grondwater niet wordt bijgevuld.
  • Dit zorgt voor:
  • Verzakking van grond (soms wel van 10m)
  • Tekorten aan water 

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
TL:
Maak opgave: 1a, 1c, 2d, 2e, 2g, 3b, 3c, 3d, 4 en 5b van H3.3
Voor Rosa: Opgave 2 t/m 5 van H3.3
BB:
Maak opgave 1a, 1b, 2c, 2d, 3, 4a, 4b & 5 van H2.4

Slide 11 - Tekstslide