In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Voorbereiden SO
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen:
1. Je weet dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat.
2 Je kunt koolstofdioxide aantonen met een indicator.
3 Je kunt het verband benoemen tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning.
4 Je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen.
5 Je kunt de kenmerken en functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen.
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoel 1:
1. Je weet dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat.
Slide 3 - Tekstslide
Welke stof is geen brandstof?
A
Hout
B
Glucose
C
Kaarsvet
D
Glas
Slide 4 - Quizvraag
Welk gas heb je nodig voor verbranding?
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Waterstof
D
CO2
Slide 5 - Quizvraag
Welke stof ontstaat bij verbranding?
A
Water
B
Glucose
C
Koolstofdioxide
D
Zuurstof
Slide 6 - Quizvraag
Leerdoel 2:
2 Je kunt koolstofdioxide aantonen met een indicator.
Slide 7 - Tekstslide
een indicator is een
A
een stof die voor kleur zorgt
B
een stof die een andere stof aantoont
C
een stof die een andere stof bindt
Slide 8 - Quizvraag
Waardoor wordt helder kalkwater troebel?
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide
D
Water
Slide 9 - Quizvraag
helder kalkwater is een .......................voor koolstofdioxide
A
katalysator
B
dictator
C
indicator
Slide 10 - Quizvraag
Is helder kalkwater een indicator voor zuurstof?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Leerdoel 3:
3 Je kunt het verband benoemen tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning.
Slide 12 - Tekstslide
Pim zegt: bij de verbranding bij een benzine auto en verbranding bij de mens koolstofdioxide vrijkomt Ellen zegt: dat de verbranding bij een auto kan stoppen maar verbranding bij de mens niet. Wie doet of wie doen de juiste uitspraak
A
zowel Pim als Ellen
B
alleen Pim
C
alleen Ellen
D
geen van beiden
Slide 13 - Quizvraag
Welk dier heeft de hoogste verbranding?
A
Een slapende beer in de winter.
B
Een lopende beer in de winter
C
Een slapende beer in de zomer
D
Een lopende beer in de zomer
Slide 14 - Quizvraag
Wie heeft de hoogste verbranding?
A
De 2 kinderen; ze zijn jong
B
De man; hij is de oudste
C
De 2 kinderen; zij rennen
D
De man; hij wandelt
Slide 15 - Quizvraag
Leerdoel 4:
Je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen.
Slide 16 - Tekstslide
Welk onderdeel wijst nummer 1 aan?
A
Mondholte
B
Neusholte
C
Keelholte
D
Slijmvlies
Slide 17 - Quizvraag
Welk onderdeel wijst nummer 2 aan?
A
Mondholte
B
Neusholte
C
Keelholte
D
Slijmvlies
Slide 18 - Quizvraag
Welk onderdeel wijst nummer 3 aan?
A
Mondholte
B
Neusholte
C
Keelholte
D
Slijmvlies
Slide 19 - Quizvraag
Welk onderdeel wijst nummer 4 aan?
A
Bronchie
B
Luchtpijp
C
Keelholte
D
Strottenhoofd
Slide 20 - Quizvraag
Welk onderdeel wijst nummer 5 aan?
A
Bronchie
B
Luchtpijp
C
Keelholte
D
Strottenhoofd
Slide 21 - Quizvraag
Welk onderdeel wijst nummer 6 aan?
A
Long
B
Luchtpijptakje
C
Bronchie
Slide 22 - Quizvraag
Leerdoel 5:
5 Je kunt de kenmerken en functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen.