- Je kunt de veranderingen in het vruchtbeginsel na bevruchting beschrijven.
- Je kunt terughalen wat de onderdelen van een bloem zijn.
Slide 2 - Tekstslide
Planning
- Checkvragen (5 min)
- Introductie basisstof 4 (15/20 min)
- Opdracht (15 min)
- Afronden (5 min)
Slide 3 - Tekstslide
Even checken.. Wat voor soort bloem is dit?
En hoe gaat de verspreiding van zaden?
Slide 4 - Tekstslide
Nog een keer checken..
Je zie je twee rozenstruiken. De pijl geeft aan dat er stuifmeel op een stempel komt.
Leg uit dat in dit geval bestuiving plaatsvindt. Geef twee voorwaarden waaraan is voldaan.
Slide 5 - Tekstslide
Begrippen uit deze paragraaf
Vrucht
Peulvrucht
Vruchtvlees
Slide 6 - Tekstslide
Hoe ging bevruchting
Slide 7 - Tekstslide
Na de bevruchting gaat de bevruchte eicel zich delen. Hieruit ontstaat een kiem. Ook het zaadbeginsel begint te groeien. Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad.
Slide 8 - Tekstslide
Na de bevruchting groeit het vruchtbeginsel uit tot een vrucht.
De zaadbeginsels worden zaden.
Vraag: Waarom maakt een plant vruchten om de zaden heen?
Slide 9 - Tekstslide
Sommige vruchten bevatten vruchtvlees: het zachte, soms eetbare gedeelte van de vrucht. Vruchtvlees ontstaan uit het vruchtbeginsel of uit de bloembodem.
Slide 10 - Tekstslide
Eetbare zaden
Slide 11 - Tekstslide
Eetbare vruchten
Appel
Kers
Meloen
Tomaat
Peul
Courgette
Eetbare zaden
Bonen
Erwten
Pompoenpitten
Zonnebloempitten
Pinda's
Linzen
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Peulvrucht
Vruchten van een bonenplant
Slide 14 - Tekstslide
Appels, kersen, tomaten en peulen zijn vruchten.
Bonen, erwten en de pitten in appels, kersen en tomaten zijn zaden.
Slide 15 - Tekstslide
Zaden verspreiden
Door dieren
Door de wind
Door de plant zelf
Door poep
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht
Vul zoveel mogelijk in op je blad
In stilte!
Na 1 minuut wissel je je blad met je buurman/buurvrouw.