Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen).
Dichtbijfabrieken met hun rokende schoorstenen.
Slechte hygiëne, riolering en watervoorzieining.
Slide 7 - Tekstslide
Kinderarbeid
Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan.
Vrouwen en kinderen zijn goedkoper dan mannen.
Kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines.
Slide 8 - Tekstslide
Sociale Kwestie
De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar. Het zoeken naar een oplossing hiervoor heet: de Sociale kwestie.
Arbeiders gaan zich organiseren in vakbonden. Hierdoor komen er ook meer stakingen voor.
De 'rijken' krijgen ook last van de problemen van de arbeiders: ongelukken en stakingen in de fabrieken, en zeer besmettelijke ziekten.
Slide 9 - Tekstslide
Hulp aan armen in de 19e eeuw
Bij ziekte of werkloosheid klopte je in eerste instantie aan bij familie.
Geen familie? Dan was je afhankelijk van liefdadigheid.
Deze liefdadigheid bestond uit: voedsel, brandstof en kleding.
Om liefdadigheid te ontvangen moest je: het écht nodig hebben, jenetjesgedragen, dankbaarzijn en naar de kerk gaan.
Een schilderij van Albert Anker waarop soep wordt uitgedeeld aan armen.
Slide 10 - Tekstslide
Rijke mensen
Kerk
Liefdadigheid: Twee groepen wilden de arbeiders helpen...
Slide 11 - Tekstslide
Als je rond 1850 in armoede moest leven, was je in eerste aangewezen op [.........1.........] .
Kon je daar niet terecht, dan was je aangewezen op [.........2.........] .
De overheid bemoeide zich verder niet met de [.........3.........] .
Dat veranderde in 1854. Toen nam de [.........4.........] overheid een wet aan: de [.........5.........] .
Hierin stond dat de [.........6.........] overheid moest zorgen voor de allerarmsten. Die zat hier helemaal niet op te wachten, want er kwam geen geld hiervoor uit [.........7.........] .
Sleep de woorden naar
de juiste plaats
landelijke
familie
gemeentelijke
Armenwet
armenzorg
Den Haag
liefdadigheid
Slide 12 - Sleepvraag
Slide 13 - Tekstslide
Wat is de belangrijkste oorzaak van de sociale kwestie?
A
het ontstaan van een industriële samenleving
B
de arbeidershuizen dichtbij fabrieken
C
politici die niks wilden veranderen
D
massaproductie in fabrieken
Slide 14 - Quizvraag
Waarom verhuisden mensen aan het begin van de Industriële Revolutie naar de steden?
A
hun familie woonde daar al
B
Voor opleidingen en kansen
C
Daar waren de huizen goedkoper
D
Konden geen boer meer zijn door stoommachine
Slide 15 - Quizvraag
Wat zijn de belangrijkste klassen in de klassenmaatschappij in de 19e eeuw?
A
boeren en arbeiders
B
arbeiders, adel en fabrieksbazen
C
arbeiders en fabrieksbazen
D
boeren, arbeiders en fabrieksbazen
Slide 16 - Quizvraag
Wanneer kwamen er discussies over de sociale kwestie?