Le lundi 30 janvier (A2c-s05)

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

BONJOUR!

Doelen van de les: 

- Het bijvoeglijk naamwoord in het Frans kennen en oefenen.

Het bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over:

een zelfstandig naamwoord

een werkwoord

een ander bijwoord

een ander bijvoeglijk naamwoord

Noem bijvoeglijke naamwoorden in het Frans die je al kent.

De plaats van het bn

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans is ACHTER het zelfstandig naamwoord behalve bij de woorden hieronder:

beau, bon, joli

haut, long, petit

jeune, vieux, grand

gros, mauvais, large

nouveau, autre etc...

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord:
algemene regel

1. achter het zelfstandig nw
2. voor het zelfstandig nw

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?

la montagne (haute)

1. voor
2. achter

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?

la fille (grande)

1. voor
2. achter

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?

un ami (nouveau)

1. voor
2. achter

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?

une maison (moderne)

1. voor
2. achter

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?

un pantalon (bleu)

1. voor
2. achter

komt het bijvoeglijk naamwoord voor of achter het zelfstandig naamwoord?

VOOR

ACHTER

heureux

cher

petit

grand

facile

long

De uitgangen van het bijvoeglijke naamwoord

Mannelijk meervoud

Vrouwelijk enkelvoud

Mannelijk enkelvoud

Vrouwelijk meervoud

+ s

+ niks

+ es

+e

Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben

	Mannelijk	Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud

grande

grandes

grand

grands

Vorm: Algemene regel

Als het bn eindigt op	Man. enk	Vrouw. enk	Mmv	Vmv
e	-	-	+s	+s
s	-	+e	-	+es
x	-	==> se	-	==> ses
andere letters	-	+e	+s	+es

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: bleu?

1. Elle porte une robe bleue.
2. Elle porte une robe bleus.

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: rouge?

1. Il porte une jupe rougee.
2. Il porte une jupe rouge.
3. Il porte une jupe rouges.
4. Il porte une jupe roug.

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: gris?

1. Il porte une chemise gris.
2. Il porte une chemise grisse.
3. Il porte une chemise grise.
4. Il porte une chemise griss

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: grand?

1. Elle est une grand fille
2. Il a une grandes voiture
3. Elle a une grande chambre

wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: heureux?

1. Monique est très heureux
2. Monique est très heureus
3. Monique est très heureuse
4. Monique est très heureuxs

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

1. Elle porte les chaussures verts.
2. Elle porte les chaussures vert.
3. Elle porte les chaussures verte.
4. Elle porte les chaussures vertes.

Huiswerk voor dinsdag 17 oktober

Leren voor dinsdag  avoir, être, faire uit je hoofd!