Wie praten er in dit hoofdstuk?
Zet bij elk streepje in je boek wie er wat zegt. Wie praat er als eeste?
Waar bevinden de sprekers zich?
Waarover praten ze eerst?
Hoe voelt de mannelijke spreker zich in het begin van het gesprek? Waarom?
Veranderde dat? Hoe dan?
Waarover praten ze dan? (nog steeds eerste pagina).
Wat zou de mannelijke spreker graag doen? (2e pagina)
Wat valt hem tegen?
Waar is hij bang voor?
Welk geniaal plan heeft de ik-persoon?