K1 lezen hs 1 en 2 formatieve toets 2
1 / 11
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Je kunt het onderwerp met een paar woorden noemen.
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Je kijkt naar de titel, afbeeldingen bij de tekst, tussenkopjes, woorden die anders gedrukt zijn en de eerste alinea van een tekst om het onderwerp te vinden.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Het eerste stukje (de eerste alinea) is vaak vetgedrukt. Dit lees je om het onderwerp te bepalen.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Titels die boven een tekstgedeelte staan noem je tussentitels.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Woorden die vet, schuin, groot of gekleurd zijn noem je woorden die anders gedrukt zijn.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Is de stelling waar:
Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Is de stelling waar:
Soms springt de eerst regel van de alinea een beetje in.
Soms springt de eerst regel van de alinea een beetje in.
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Is de stelling waar:
Altijd is er tussen twee alinea's een regel overgeslagen.
Altijd is er tussen twee alinea's een regel overgeslagen.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Is de stelling waar:
Elke alinea gaat over een deel van het deelonderwerp.
Elke alinea gaat over een deel van het deelonderwerp.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Is de stelling waar:
De belangrijkste informatie staat vaak in de eerste zin van de alinea.
De belangrijkste informatie staat vaak in de eerste zin van de alinea.
A
waar
B
niet waar
