voegwoorden van de hoofdzinnen en andere voegwoorden

Voegwoorden
Oefenen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Voegwoorden
Oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Neven- of onderschikkend voegwoord?

Nevenschikkende voegwoorden: kunnen 2 hoofdzinnen met elkaar verbinden. 

HZ + HZ

en, maar, of, want, dus


Onderschikkende voegwoorden kunnen een hoofdzin en een bijzin met elkaar verbinden.

HZ + BZ of BZ +HZ

alle andere voegwoorden


A)Nevenschikkend: (1) Ik neem mijn paraplu mee, want (2) het regent buiten.
B) Onderschikkend: (1) Ik neem mijn paraplu mee, omdat (2) het buiten regent.

Het gaat om de plaats van de persoonsvorm: in zin A staat de persoonsvorm in beide zinnen op de tweede plaats.
In zin B staat de persoonsvorm op de tweede plaats in de eerste zin en op de laatste plaats in de tweede zin.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat zijn de nevenschikkende voegwoorden?
Sleep de nevenschikkende voegwoorden hierheen
en
omdat
dus
of
zodat
als
hoewel
maar
want
terwijl
doordat
mits
tenzij

Slide 4 - Sleepvraag

2 x hoofdzinnen:
Het is al laat dus ik ga naar bed.
Het is al laat, maar ik kom toch vanmiddag.
Ik kom vanavond, want het is al laat.
Kom je vanmiddag of kom je vanavond?
Ik eet een appel en een banaan.
timer
0:20

Slide 5 - Tekstslide

'Ik werk in een winkel en ......'

Maak de zin af
A
... ik loop stage in een restaurant
B
...ik stageloop in een restaurant.
C
en
D
ik

Slide 6 - Quizvraag

'Ik ben ziek, maar ik voel me goed.'

Wat is het voegwoord (conjunctie)?
A
ik
B
maar
C
ben
D
niet

Slide 7 - Quizvraag

Ik kan niet werken, .......... ik ben ziek.

Welk voegwoord past in de zin?
A
want
B
en
C
dus
D
maar

Slide 8 - Quizvraag

Ik ben ziek, ........ ik ga niet werken.
A
want
B
dus
C
en
D
maar

Slide 9 - Quizvraag

Schrijf de 5 voegwoorden op die van 2 hoofdzinnen 1 zin maken:

Slide 10 - Open vraag