De ultrafiltratie in lichaampjes van Malpighi --> vorming van voorurine
Terugresorptie heropname bruikbare stoffen in het bloed: lis van Henle, verzamelbuis, tubulus
Slide 18 - Tekstslide
Lus van Henle
Met name in lus van Henle vindt terugresorptie plaats.
In dalende deel vooral water (osmo waarde stijgt).
In stijgende deel vooral zouten (osmo waarde daalt).
Slide 19 - Tekstslide
Urine
Elke dag produceer je ±180 litervoorurine.
Na terugresorptie blijft er maar 1% voorurine over: 1,5 - 2L urine.
Ong. 178L water, 1,5kg keukenzout en 270gr glucose teruggeresorbeerd.
Slide 20 - Tekstslide
Vorming urine
De urine vorming hangt af van een aantal factoren:
De hoeveelheid opgenomen vocht.
De hoeveelheid opgenomen zouten.
De hoeveelheid vocht en zouten die je verliest door transpiratie.
Slide 21 - Tekstslide
Terugresorptie
1e gekronkelde nierbuisje
actief transport van positieve ionen, glucose & aminozuren
passief transport van negatieve ionen
water gaat mee / volgt
Lis van Henle
tegenstroomprincipe
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Nierslagader
Veel glucose
Veel zuurstof
Weinig koolstofdioxide
Veel ureum
Nierader
Weinig glucose
Weinig zuurstof
Veel koolstofdioxide
Weinig ureum
Slide 24 - Tekstslide
Waterhuishouding & hormonen
ADH: Antidiuretisch hormoon -> Anti-plashormoon
Te hoge osmotische waarde bloed gemeten in hypothalamus -> ADH -> wand verzamelbuisje meer permeabel voor water -> water vanuit voorurine naar niermerg/bloed -> minder urineproductie -> osmotische waarde daalt
Alleen bij een te hoge osmotische waarde
Slide 25 - Tekstslide
Overige uitscheidingsorganen
Nieren: uitscheiding van urine met water, ureum en zouten
Lever: uitscheiding van gal met kleurstoffen
Longen: uitscheiding van koolstofdioxide
Huid: uitscheiding van water en zouten
Slide 26 - Tekstslide
Wat weet je nog van de nier?
1. Schrijf voor jezelf op hoe een nefron werkt en noem zoveel mogelijk begrippen.
(2 minuten)
2. Deel met je buurman/buurvrouw
(2 minuten)
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Aan de slag
Maken: 32 t/m 36
Slide 29 - Tekstslide
Tot welk stelsel behoren de nieren?
A
Transportstelsel
B
Ademhalingsstelsel
C
Uitscheidingsstelsel
D
Zenuwstelsel
Slide 30 - Quizvraag
Bevinden de nieren zich onder of boven het middenrif ?
A
onder
B
boven
Slide 31 - Quizvraag
Welke letter is geeft de nieren aan?
A
C
B
D
C
E
D
F
Slide 32 - Quizvraag
Van welke bloeddeeltjes worden er meer gemaakt als de nieren EPO afgeven?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
Slide 33 - Quizvraag
Welke hormonen worden door de nier geproduceerd?
A
adrenaline en EPO
B
adrenaline en renine
C
EPO en renine
D
EPO en cortisol
Slide 34 - Quizvraag
Hoe krijgen de nieren zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten
Slide 35 - Quizvraag
Wanneer iemands nieren niet goed werken, dan moet deze persoon worden
A
gedottert
B
gedialiseerd
C
gereanimeerd
D
gesteriliseerd
Slide 36 - Quizvraag
In de nieren worden verschillende stoffen uit het bloed verwijderd en met de urine uitgescheiden. Hiernaast wordt onder andere een nier weergegeven. Welke letter geeft een plaats aan waar urine stroomt?
A
letter P
B
letter Q
C
letter R
Slide 37 - Quizvraag
In welk deel van de nieren worden aminozuren teruggeresorbeerd?
A
verzamelbuis
B
eerste gekronkelde deel
C
lis van Henle
D
tweede gekronkelde deel
Slide 38 - Quizvraag
wat is de functie van het nierbekken?
A
Filteren van bloed
B
Filteren van urine
C
Verzamelen van urine
Slide 39 - Quizvraag
Waar liggen de nieren?
A
Vooraan en boven in de buikholte
B
Vooraan en onder in de buikholte
C
Achter en boven in de buikholte
D
Achter en onder in de buikholte
Slide 40 - Quizvraag
De nieren filteren je bloed. In welk proces steken de nieren de meeste energie?
A
Bloed filteren
B
Terughalen glucose
C
Terughalen water
D
Afvalstoffen weghalen
Slide 41 - Quizvraag
Hoe heet de buis van de nieren naar de blaas?
A
Urineleider
B
Urinebuis
C
Plasbuis
D
Slagader
Slide 42 - Quizvraag
Wat is geen functie van de nieren?
A
Overtollige stoffen zoals water en zouten verwijderen
B
Giftige stoffen zoals alcohol en medicijnen afbreken en verwijderen
C
Zorgen voor homeostase in pH en osmotische waarde van het bloed
D
Afbraakprodukten vanuit de lever zoals ureum verwijderen
Slide 43 - Quizvraag
Wat halen je nieren niet uit je bloed?
A
Ureum
B
Hormonen
C
Water
D
Glucose
Slide 44 - Quizvraag
Leerdoelen
Je kunt in een afbeelding de delen van de nieren en de urinewegen benoemen.
Je kunt uitleggen op welke manier de werking van de nieren noodzakelijk is voor de regeling van de osmotische waarde van het bloed (homeostase).
Je kunt aan de hang van een afbeelding uitleggen hoe bloeddruk, ultrafiltratie en terugresorptie leiden tot urineproductie.
Je kunt beschrijven hoe de aan- of afwezigheid van ADH in het bloed de urineproductie reguleert (homeostase).