In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling. Door welk deel van het zenuwstelsel wordt de doorstroming van het lichaam met bloed geregeld?
A
Door het orthosympatische deel van je autonome zenuwstelsel
B
Door het parasympatische deel van je autonome zenuwstelsel
C
Door zowel het orthosympatische als het parasympatische deel van je autonome zenuwstelsel
D
Door zowel het motorische als sensorische deel van het autonome zenuwstelsel
Slide 2 - Quizvraag
https:
Slide 3 - Link
Alcohol en de fiets
Zeer populair bij studenten
Hoe meer alcohol je op hebt, hoe minder je motoriek
Leerdoel: Leg uit welk gedeelte van het CZS gevoelig is voor alcohol. Hiervoor moet je de verschillende onderdelen en functies van het CZS kennen
BRON: BINAS 88
Slide 4 - Tekstslide
Anatomie hersenen (88C1)
Slide 5 - Tekstslide
Anatomie grote hersenen
Twee helften
Verbonden met de hersenbalk
Schors (grijs) en merg (wit)
Slide 6 - Tekstslide
Anatomie grote hersenen
Ontvangt informatie van de linkerkant van het lichaam. Stuurt de spieren/ klieren van de linkerkant aan.
Ontvangt informatie van de rechterkant van het lichaam. Stuurt de spieren/ klieren van de rechterkant aan.
L R
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Je schopt tegen een muur aan. Waar ontstaan de impulsen voor de samentrekking van je dijbeenspieren?
A
Primair sensorisch centrum
B
Secundair sensorisch centrum
C
Primair motorisch centrum
D
Secundair motorisch centrum
Slide 9 - Quizvraag
Grote hersenen (88C3)
Slide 10 - Tekstslide
Homunculus
De lichaamsverhoudingen als ze hetzelfde zouden zijn als in je grote hersenen
Slide 11 - Tekstslide
Welk gebied in je grote hersenen is verantwoordelijk voor de spraak? (Binas)
Slide 12 - Open vraag
Kleine hersenen
Ook wel cerebellum genoemd
Zorgt voor coördinatie van spierbewegingen en dus voor je evenwicht
Erg gevoelig voor alcohol
Slide 13 - Tekstslide
Welke twee gebieden in de grote hersenen sturen impulsen naar de kleine hersenen voor beweging?
A
Primair motorisch centrum
Secundair motorisch centrum
B
Primair motorisch centrum
Secundair sensorisch centrum
C
Primair sensorisch centrum
Secundair motorisch centrum
D
Primair sensorisch centrum
Secundair sensorisch centrum
Slide 14 - Quizvraag
Waaraan kun je zien dat de kleine hersenen erg gevoelig zijn voor vergiftiging van alcohol?
Slide 15 - Open vraag
Hersenstam
Verbinding tussen grote hersenen, kleine hersenen en ruggenmerg
Hierin liggen centra voor alle autonome lichaamsfuncties
Hierin liggen centra die te maken hebben met instinct en emoties
Slide 16 - Tekstslide
biologiepagina.nl
Slide 17 - Link
Ruggenmerg (BiNaS 88J)
De zenuwcellen in het ruggenmerg vormen de tussenstations tussen romp en ledematen en de hersenen
Aan de achterkant van het ruggenmerg liggen de gevoelszenuwcellen vanuit de zintuigen
Aan de voorkant liggen de bewegingszenuwcellen naar de spieren van romp, armen en benen.
Slide 18 - Tekstslide
Welke soort zenuwcellen liggen voornamelijk in je ruggenmerg?
Slide 19 - Open vraag
Wat is er mis met je ruggenmerg bij een dwarslaesie?
Slide 20 - Open vraag
Er is op dit moment enorm veel onderzoek naar stamcellen voor de (gedeeltelijke) genezing van een dwarslaesie? Waarom gebruikt men stamcellen voor dit onderzoek?
Slide 21 - Open vraag
Als je een geluid waarneemt, komt dat omdat er in een bepaald deel van het centraal zenuwstelsel impulsen worden verwerkt. In welk deel is dat?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg
Slide 22 - Quizvraag
Bij een volwassene in rust is de hartslagfrequentie ongeveer 70 slagen per minuut. Wanneer de impulsoverdracht via het zenuwstelsel naar het hart wordt geblokkeerd, blijkt de hartslagfrequentie toe te nemen tot ongeveer 100 slagen per minuut. Dit wordt de eigen of "intrinsieke", hartslagfrequentie genoemd. Delen van het centrale zenuwstelsel zijn: de hersenstam, de grote en de kleine hersenen en het ruggenmerg. In welk van deze delen bevindt zich een centrum waar de actiepotentialen ontstaan die door de nervus vagus naar het hart lopen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg
Slide 23 - Quizvraag
Bij goede zwemmers kan bij vermoeidheid de verzuring van spieren toenemen. Hierdoor zijn deze spieren niet meer in staat om nauwkeurig gedoseerde activiteit te leveren. Welke delen van het zenuwstelsel zijn bij de activiteit van deze spieren betrokken?
A
Hersenen, motorische zenuwen, ruggenmerg en sensorische zenuwen
B
Hersenen, motorische zenuwen en ruggenmerg
C
Motorische zenuwen, ruggenmerg en sensorische zenuwen
D
Hersenen, motorische zenuwen en sensorische zenuwen
Slide 24 - Quizvraag
Als het hart te snel gaat kloppen dreigt de bloeddruk in de bloedvaten te hoog te worden. Zintuigen in de wand van de aorta en de halsslagaders registreren de toename van de bloeddruk en sturen impulsen naar het regelcentrum in de hersenen. Via het autonome zenuwstelsel wordt de hartslag dan verlaagd. In welke deel van de hersenen ligt het centrum dat de hartslagfrequentie regelt en via welk deel van het autonome zenuwstelsel wordt het hartritme verlaagd?
Slide 25 - Open vraag
In de hersenen zijn het centrum van Broca en het centrum van Wernicke betrokken bij het spreken en luisteren. Als je zelf praat, worden vooral vanuit het centrum van Broca impulsen gestuurd naar stembanden, lippen en tong. Als er tegen je wordt gepraat, word je je hiervan bewust en vindt herkenning van de stem vooral plaats in het centrum van Wernicke. Is op grond van deze gegevens het centrum van Broca vooral motorisch of vooral sensorisch te noemen? En het centrum van Wernicke?
A
Broca motorisch
Wernicke sensorisch
B
Broca motorisch
Wernicke motorisch
C
Broca sensorisch
Wernicke sensorisch
D
Broca sensorisch
Wernicke motorisch
Slide 26 - Quizvraag
Als iemand tegen je praat vinden op dat moment, als gevolg daarvan, veranderingen plaats in het centrum van Wernicke. Hierover worden drie beweringen gedaan. 1. Het aantal synapsen tussen zenuwcellen neemt daar dan toe. 2. Het aantal impulsen per tijdseenheid neemt daar dan toe. 3. Het gebruik van glucose in de zenuwcellen neemt daar toe. Noteer bij elke bewering of het juist of onjuist is
Slide 27 - Open vraag
Huiswerk
Veel foute antwoorden bij de vorige vragen? Bekijk nogmaals de LessonUp en lees de theorie op 10voorbiologie.
Daarna, maak de toetsvragen van 4.5. Dit is huiswerk voor donderdag