Welzijn Thema 10 Hoofdstuk 27

Activiteiten zijn alle
creatieve werkzaamheden
waarbij je cliënten ondersteunt.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Activiteiten zijn alle
creatieve werkzaamheden
waarbij je cliënten ondersteunt.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 1 - Quizvraag

Eigenlijk is alles wat je doet een activiteit. Je staat op, je kleedt je aan, je ontbijt en je gaat naar school of naar je werk. Voor jou als helpende draaien activiteiten vooral om wat je doet met de doelgroep. Wij zeggen dus: een activiteit is een bezigheid met de doelgroep.
timer
0:30
Wat is creatief?

Slide 2 - Woordweb

Creatieve activiteiten
Bij een creatieve activiteit staat het maken van iets nieuws centraal. Bij een creatieve activiteit moet de cliënt zelf iets bedenken en maken. Tekenen, schilderen, kleien, knippen en plakken zijn allemaal voorbeelden van creatieve activiteiten.
Vrije activiteiten
zijn niet verplicht.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Behalve vaste activiteiten zijn er vrije activiteiten. Een vrije activiteit is niet verplicht. Cliënten doen ze in hun vrije tijd, kiezen ze zelf uit, of kiezen of ze er wel of niet aan meedoen. Bij vrije activiteiten staan plezier en ontspanning voorop.
In de maatschappelijke zorg en in de gezondheidszorg spreek je vaak van dagbesteding als je het hebt over activiteiten
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voordat je het doel vaststelt, bepaal je
eerst de
interesses, de mogelijkheden en
de uitdagingen van de cliënt(en).
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij culturele activiteiten gaat het vooral om ontspanning.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Culturele activiteiten
Bij een culturele activiteit staat het bezoeken van een voorstelling, evenement of museum centraal. De cliënt maakt kennis met zaken die te maken hebben met de Nederlandse en niet-Nederlandse cultuur.
Bij creatieve activiteiten maken deelnemers iets nieuws.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Creatieve activiteiten
Bij een creatieve activiteit staat het maken van iets nieuws centraal. Bij een creatieve activiteit moet de cliënt zelf iets bedenken en maken. Tekenen, schilderen, kleien, knippen en plakken zijn allemaal voorbeelden van creatieve activiteiten.
SMART staat voor:
starten, maken, actie,
rapporteren, toetsen.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

SMART formuleren
Bij een activiteitendoel is het belangrijk dat je beschrijft wat je wilt zien in de activiteit. Dat doe je met de SMART-methode. SMART staat voor de woorden:
Specifiek. Een doel moet duidelijk en concreet zijn. Op die manier is het gemakkelijker om te zien of je een doel behaald hebt.
Meetbaar. Het is belangrijk dat een doel te meten is. Hierdoor is gemakkelijk na te gaan of een doel bereikt is of niet. Je meet het verschil tussen het begin en het eind van de activiteit.
Acceptabel. Een activiteitendoel stel je op, omdat je een cliënt wil helpen iets te bereiken. Het gaat daarbij dus vooral om de behoefte van die persoon. Vindt de deelnemer het leuk en zinvol om te doen?
Realistisch. Het is ook erg belangrijk dat het activiteitendoel realistisch is. In andere woorden: is het doel wel haalbaar? Hierbij spelen de mogelijkheden van cliënten een rol.
Tijdgebonden. Een activiteitendoel moet binnen de tijd die de activiteit duurt kunnen worden behaald.
Bij recreatieve activiteiten
staat de ontspanning
centraal.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Je gaat zelf een doel opstellen in een WORD document.
Het doel moet SMART zijn.
Kijk in je blauwe boek. Je krijgt 5 minuten de tijd.
Dan mail je jouw document met in de onderwerp regel je naam, je lesgroep en SMARTDOEL naar a.boeren@kw1c.nl

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij werken met hout let je
extra goed op de
veiligheid.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zingen wordt veel gebruikt om de motoriek te oefenen.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Dansen wordt veel gebruikt om de motoriek (het bewegen) te oefenen of om energie kwijt te kunnen. 
Als helpende zorg en welzijn
heb je eigenlijk nooit te
maken met sport en spel.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Drama heeft te maken met toneelspelen.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een robot maken van een eierdoos is een beeldende activiteit.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Waar denk je aan
bij DAC

Slide 17 - Woordweb

Dag activiteitencentrum
Een DAC is een dagactiviteitencentrum. Het is een plek waar cliënten hun dag kunnen doorbrengen. Je hebt DAC’s voor ouderen, voor cliënten met een psychiatrische stoornis en voor cliënten met een beperking. DAC’s zijn gericht op mensen die sociale contacten en een dagbesteding missen. Het zijn vaak ook cliënten die meer structuur nodig
De afkorting DAC staat voor dramatische activiteiten.
timer
0:30
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Een DAC is een dagactiviteitencentrum. Het is een plek waar cliënten hun dag kunnen doorbrengen. Je hebt DAC’s voor ouderen, voor cliënten met een psychiatrische stoornis en voor cliënten met een beperking. DAC’s zijn gericht op mensen die sociale contacten en een dagbesteding missen. Het zijn vaak ook cliënten die meer structuur nodig hebben.
Stimuleren betekent dat je toezicht houdt tijdens activiteiten.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Methodisch werken begint
met het bepalen van
de beginsituatie.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Baby's zijn gek op kiekeboe-spelletjes.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zindelijkheidstraining
past in de
schoolkindfase.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Zindelijkheid (Peuter)
Kinderen moeten leren hun plas op te houden. Je kunt daarbij helpen door het kind op vaste tijden op de pot te zetten. Je noemt dat zindelijkheidstraining. Het is het beste om daar pas mee te beginnen als een peuter eraan toe is. Elk kind wordt in zijn eigen tempo zindelijk.
Reminiscentie is een
activiteit voor cliënten
met dementie.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Activiteit voor cliënten met dementie waarbij herinneringen worden opgehaald.
Duidelijke regels
voorkomen storend
gedrag.
timer
0:15
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies