H3: Verbanden en signaalwoorden
1 / 16
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het doel van signaalwoorden?
A
Verbanden aangeven tussen zinnen.
B
Verbanden aangeven tussen woorden.
C
Verbanden aangeven tussen woorden en zinnen.
D
Verbanden aangeven tussen woorden, zinnen en alinea's.
Slide 4 - Quizvraag
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie
Slide 5 - Quizvraag
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden daardoor en zodat?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling
Slide 6 - Quizvraag
Om welk tekstverband gaat het hier?
Ik kreeg een hapje en een drankje.
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Doel-middel
verband
vergelijkend tekstverband
samenvattend
verband
opdat
zodat
om te ....
evenals
groter dan
in vergelijking met
kortom
samengevat
al met al
Slide 10 - Sleepvraag
Hoe omschrijf je een doel-middel verband het beste?
A
Geeft aan welk middel gebruikt wordt om een doel te bereiken.
B
Welk doel wordt er gebruikt?
C
Waarmee kun je iets het beste schoonmaken?
D
Dit gebeurt buiten iemands wil.
Slide 11 - Quizvraag
Hoe omschrijf je een vergelijkend verband het beste?
A
Dit verband geeft aan waardoor iets gebeurt.
B
Dit laat een verschil zien.
C
Dit doet iemand heel bewust.
D
Dit laat een overeenkomst zien.
Slide 12 - Quizvraag
Hoe omschrijf je een samenvattend verband het beste?
A
Een verkorte weergave van de tekst.
B
Het geven van voorbeelden.
C
Er wordt een stukje uit de tekst toegelicht.
D
Iets dat zo kort mogelijk wordt beschreven.
Slide 13 - Quizvraag
Welk verband staat in dit stukje tekst?
Deze leerlingen waren over het algemeen minder vaak online aanwezig bij de lessen, dan de andere leerlingen.
Deze leerlingen waren over het algemeen minder vaak online aanwezig bij de lessen, dan de andere leerlingen.
A
Chronologie
B
Vergelijking
C
Doel - Middel
D
Tegenstelling
Slide 14 - Quizvraag
Maak een zin met het volgende doel en middel:
Doel: taart bakken
Middel: recept
Doel: taart bakken
Middel: recept
