Herhaling 8.3 + 8.4
1 / 33
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Wie zat er achter de aanslagen van 11 september 2001?
A
Taliban
B
Al-Qaida
C
Osama bin Laden
D
Islamitische Staat
Slide 5 - Quizvraag
Was de oorlog tegen het terrorisme een oorzaak of een gevolg van de aanslagen op 11 september?
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 6 - Quizvraag
Sleep het juiste begrip naar de juiste betekenis
met geweld andere mensen bang maken om een bepaald doel te bereiken
oorlog tussen groepen binnen een land
burgeroorlog
terrorisme
Slide 7 - Sleepvraag
Waartegen verzet de islamitische terreurorganisatie Al Qaida zich?
A
Tegen de verenigde staten
B
Tegen het christendom
C
Tegen de moderne westerse cultuur
D
Tegen blanke mensen
Slide 8 - Quizvraag
Waar worden de meeste terroristische aanslagen gepleegd?
A
Het Midden-Oosten
B
Het Westen
C
Het Oostblok
Slide 9 - Quizvraag
Door wie is de staat: Israël gesticht?
A
Palestijnen
B
De joden
Slide 10 - Quizvraag
Sinds wanneer houdt Israël de Westelijke Jordaanover, de Golanhoogten en Oost-Jeruzalem bezet?
A
1948
B
1967
C
1980
D
2001
Slide 11 - Quizvraag
Wie werkten volgens het Westen samen met de Al Qaida?
A
Palestijnen
B
Israël
C
De Taliban
D
De Islamitische Staat
Slide 12 - Quizvraag
Wie werd er in 2003 aangevallen door de Verenigde Staten?
A
Irak
B
Israël
C
Afghanistan
Slide 13 - Quizvraag
Door wie werd Irak in 2003 bestuurd?
A
Al Qaida
B
De Taliban
C
Saddam Hussein
Slide 14 - Quizvraag
Hoe lang duurde de burgeroorlog in Joegoeslavië?
A
2 jaar
B
4 jaar
C
6 jaar
D
10 jaar
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Je kunt de tijd indelen in perioden. Wat was de eerste periode?
A
prehistorie
B
oudheid
C
middeleeuwen
D
vroegmoderne tijd
Slide 17 - Quizvraag
Als je bij geschiedenis kijkt naar de middelen van bestaan, gebruik je niet de indeling van tijdvakken maar de indeling van ...
A
perioden
B
samenlevingen
Slide 18 - Quizvraag
Als je onderzoekt hoe de samenleving georganiseerd is, kun je kijken naar hoe mensen en wonen en naar de ... .
Welk woord moet op de puntjes komen te staan?
Welk woord moet op de puntjes komen te staan?
Slide 19 - Open vraag
Wat was GEEN bestaansmiddel van jager-verzamelaars?
A
Jagen
B
Verzamelen
C
Vissen
D
Landbouw
Slide 20 - Quizvraag
Hoe heet het tijdvak van de Jagers-Verzamelaars?
A
Tijd van de Jagers en Boeren
B
Tijd van de Jagers-Verzamelaars
C
Tijd van de boeren
Slide 21 - Quizvraag
Jagers en verzamelaars leefden aan een rivier op een ... plaats
A
tijdelijke
B
vaste
Slide 22 - Quizvraag
Jagers en verzamelaars leefden aan een rivier op een ... plaats
A
tijdelijke
B
vaste
Slide 23 - Quizvraag
Wat hoort bij een landbouwsamenleving?
A
Nomaden
B
Rondtrekken
C
Graan verbouwen
D
Wilde bessen verzamelen
Slide 24 - Quizvraag
Rondtrekken hoort bij een landbouwsamenleving.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quizvraag
Wat is een landbouwstedelijke samenleving
A
Een samenleving waarbij iedereen burger en boer is
B
Een samenleving waarbij mensen of boer zijn of soldaat
C
Een samenleving waarbij het platteland en de stad afhankelijk zijn van elkaar
D
Een samenleving waarbij de stad en platteland veel conflicten hebben
Slide 26 - Quizvraag
Wat is een industriële samenleving?
A
Er komen steeds meer steden bij.
B
Er zijn meer fabrieken dan mensen.
C
De meeste mensen leven in de stad.
D
De meeste mensen werken in fabrieken
Slide 27 - Quizvraag
Wat was een negatief gevolg van de komst van fabrieken?
Slide 28 - Open vraag
In welke periode valt de informatiesamenleving?
A
Oudheid
B
Middeleeuwen
C
Vroegmoderne tijd
D
Moderne tijd
Slide 29 - Quizvraag
Welke twee middelen van bestaan waren belangrijk bij de informatiesamenleving
