PIE Elektrotechniek Huisinstallaties les 1

 Huisinstallaties
les 1. 

inleiding
elektriciteit
werken met elektriciteit

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
TechniekMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

 Huisinstallaties
les 1. 

inleiding
elektriciteit
werken met elektriciteit

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
Overal in huis heb je elektriciteit nodig. Denk maar eens aan de verlichting en stopcontacten in je slaapkamer. In iedere ruimte in de woning is er verlichting en zijn er stopcontacten. Vakmensen gebruiken voor stopcontacten het woord
"wandcontactdozen" of kortweg WCD. 

De verlichting kun je aan- en uitschakelen met een schakelaar.

Slide 2 - Tekstslide

Inleiding
Van de elektrische installatie in een woning zie je eigenlijk niet zo veel. Je ziet natuurlijk de lamp aan het plafond en de wandcontactdozen en schakelaars in de muur. Maar hoe zit dit nu precies in elkaar? De leidingen die deze onderdelen
verbinding zijn allemaal netjes weggewerkt in de muur. Dit zijn de buizen waardoor de draden lopen. Door de draden gaat de stroom die ervoor zorgt dat het licht brand.

Slide 3 - Tekstslide

Inleiding
In de meterkast vind je het beginpunt van de elektrische installatie: de groepenkast. Vanaf de groepenkast lopen de leidingen naar alle vertrekken in huis. De meterkast in dus ook het punt waar de elektriciteitsleiding van het energiebedrijf de woning binnenkomt.

Slide 4 - Tekstslide

Inleiding

Vandaag ga je leren welke soorten basisschakelingen er in een woonhuis toegepast worden. 
Je leert hoe deze schakelingen in elkaar zitten en waar
je ze in huis tegenkomt. Je maakt van alle schakelingen één of meerdere montageopdrachten. Je leert hoe je een eenvoudige groepenkast moet aansluiten. Je maakt kennis met de gebruikte installatie- en schakelmaterialen. Per montageopdracht maak je een werkvoorbereiding. Deze bestaat uit een volledig ingevulde materiaallijst

Slide 5 - Tekstslide

Elektriciteit
Elektriciteit wordt opgewekt in elektriciteitscentrales. Deze centrales worden vaak met steenkool gestookt. Dit is slecht voor het milieu. Een alternatieve manier
van elektriciteitsopwekking zijn de windmolenparken en de gebouwen met zonnepanelen.

Slide 6 - Tekstslide

Elektriciteit

Via de transportnetten en de koppelnetten wordt de stroom getransporteerd. Dit zijn de hoogspanningsmasten die je vaak ziet. De spanning is 150.000 Volt of 110.000 Volt. Het koppelnet is ook met andere landen gekoppeld, via hoogspanningskabels met België en Duitsland en via zeekabels met Engeland en Noorwegen. 

Slide 7 - Tekstslide

Elektriciteit
De spanning op het koppelnet is 380.000 Volt of 220.000 Volt. In de buurt van steden wordt de hoge spanning omlaag gebracht tot 10.000 Volt. Deze kabels liggen ondergronds
en gaan naar de transformatorhuisjes in de steden en op het platteland. Vanaf de transformatorhuisjes gaan de kabels naar de woningen en andere gebouwen. De spanning is dan 230/400 Volt.

Slide 8 - Tekstslide

Elektriciteit wordt vaak nog opgewekt in vervuilende centrales. Wat gebruiken deze centrales vaak als brandstof?

Slide 9 - Open vraag

Moderne manieren om stroom op te wekken worden vaak duurzaam genoemd, kun je 3 duurzame manieren om stroom op te wekken noemen?

Slide 10 - Open vraag

Thuis heb ik een bepaalde spanning op het stopcontact staan, hoeveel volt is deze spanning? (2 waarden!)

Slide 11 - Open vraag

Werken met elektriciteit
Elektriciteit is gevaarlijk. Aanraken van onder spanning staande delen is levensgevaarlijk. Een stroom van 30 milliampère door je lichaam is al dodelijk! Een wisselspanning tot 50 Volt en een gelijkspanning tot 120 Volt zijn veilig. De elektrische installatie in een woning werkt op 230 Volt wisselspanning en is dus gevaarlijk.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Werken met elektriciteit
Wanneer je aan een elektrische installatie werkt dan doe je dit altijd spanningsloos! Controleer voordat je met je werkzaamheden begint of de spanning er af is. Dit doe je altijd met een tweepolig meetinstrument zoals een duspol.

Slide 14 - Tekstslide

Tot welke waarde is wisselspanning veilig?
A
12 volt
B
50 volt
C
120 volt
D
230 volt

Slide 15 - Quizvraag

Tot welke waarde is gelijkspanning veilig?
A
12 volt
B
50 volt
C
120 volt
D
230 volt

Slide 16 - Quizvraag

Waarom moet je altijd spanningsloos werken?

Slide 17 - Open vraag

Waarvoor gebruik je een duspol?

Slide 18 - Open vraag

Einde les 1

Slide 19 - Tekstslide