kruisingsschemas

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bij de kleine brandnetel komen drie bladkleuren voor: groen (AA), lichtgroen (Aa) en wit (aa). Witte planten gaan na twee weken dood. Verder geldt dat grote bladeren dominant is over kleine bladeren. Bladkleur en bladgrootte zijn niet-gekoppelde eigenschappen.
Twee lichtgroene planten, de een heterozygoot voor de bladgrootte en de ander met kleine bladeren worden gekruist.

Na 4 weken wordt een willekeurige plant ui de nakomelingen bekeken.
Wat is de kans dat deze plant donkergroene kleine bladeren heeft?
A
1/4
B
1/6
C
1/8
D
1/16

Slide 2 - Quizvraag

uitleg

Slide 3 - Tekstslide

Category: intermediaire eigenschappen
Bij het Engelse Shorthorn‑vee komen rode, vaalrode en witte runderen voor. Een veehouder die deze runderen fokt, insemineert vele vaalrode koeien met sperma van een vaalrode stier. Onder de nakomelingen bevinden zich vaalrode, witte en rode kalveren, en wel in de verhouding 2: 1 :1

Een boer wil zoveel mogelijk vaalrode kalveren. Hij heeft beschikking over een rode stier, een vaalrode stier, een vaalrode koe en een witte koe. Welke twee runderen kan hij het beste kruisen?
A
rode stier en vaalrode koe
B
rode stier en witte koe
C
vaalrode stier en vaalrode koe
D
vaalrode stier en witte koe

Slide 4 - Quizvraag

uitleg
blijkbaar is de eigenschap vaalrood intermediair en zijn het witte en rode allel co-dominant. Witte runderen zijn dan VwVw, rode runderen VrVr en vaalrode runderen VrVw. Om zoveel mogelijk VrVw te krijgen moeten dus VrVr met VwVw gekruisd worden (100 % VrVw in F1)

Slide 5 - Tekstslide


Bij bepaalde kattenrassen komen van een bepaald gen diverse allelen (C, cs en cb) voor die een geremde pigmentontwikkeling veroorzaken. Dit heeft gevolgen voor de vachtkleur. Het genotype cScS veroorzaakt het fenotype Siamese kleuring. Het genotype cbcb veroorzaakt het fenotype Burmese kleuring. Katten met het genotype cbcS hebben het fenotype Tonkanese kleuring. Katten met het dominante allel C hebben een normale pigmentontwikkeling.
Twee normaal gepigmenteerde katten krijgen nakomelingen. Het eerste katje dat wordt geboren, heeft een Tonkanese kleuring.
Hoe groot is de kans dat het tweede katje uit deze worp een Siamese kleuring heeft?
A
0 %
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 6 - Quizvraag

uitleg kattengenetica
Beide katten hebben een normale kleuring maar de kitten heeft zowel een cb als een cs allel. De ouderkatten moeten dus wel Ccb en Ccs hebben als genotype. Een kruisingstabel laat dan zien dat er 3/4 kans is op een kat met een normale kleuring en 1/4 kans op een tonkanees. Kans op een siamees is dus 0%

Slide 7 - Tekstslide



Van een paar heeft de man bloedgroep AB, de vrouw heeft bloedgroep A. Hun eerste kind heeft bloedgroep B.

Hoe groot is de kans dat hun tweede kind bloedgroep AB heeft?

Slide 8 - Open vraag

Albinisme
Bij mensen komt een afwijking voor waarbij pigmenten in bepaalde weefsels ontbreken. Mensen met een dergelijke afwijking worden albino’s genoemd. Een albino man trouwt met een niet-albino vrouw. Hun eerste dochter is een albino. Iemand concludeert hieruit dat het allel voor albinisme dominant en niet X-chromosomaal is.
Is het gegeven dat deze dochter albino is voldoende bewijs voor deze conclusie?
A
Ja, op grond hiervan kan het allel alleen maar dominant en niet X-chromosomaal zijn.
B
Nee, op grond hiervan kan het allel zowel dominant als recessief zijn; het is wel met zekerheid X-chromosomaal.
C
Nee, op grond hiervan kan het allel zowel dominant als recessief zijn; het is niet te zeggen of het X-chromosomaal is.
D
Nee, op grond hiervan is niet te zeggen of het allel X-chromosomaal is; het is wel met zekerheid recessief.

Slide 9 - Quizvraag

uitleg 
Beide ouders hebben verschillende eigenschappen ,dus kan niet worden bepaald welke eigenschap dominant is. Als de eigenschap recessief was zou een albino vader een albino dichter kunnen hebben, en als het dominant was ook, dus ook X-chromosomaal kan niet worden bepaald.

Slide 10 - Tekstslide

Letale allelen
Een recessief allel wordt letaal genoemd als een individu dat dit recessieve allel bezit en niet het dominante, normale allel, voor of bij de geboorte sterft. Een bepaald recessief allel bij fruitvliegjes is letaal en bovendien X-chromosomaal.
Kunnen er volwassen fruitvliegjes voorkomen die dit letale allel bezitten? Zo ja, welk geslacht hebben deze fruitvliegjes?
A
Nee, er kunnen in het geheel geen volwassen fruitvliegjes voorkomen die het letale allel bezitten.
B
Ja, alleen volwassen mannetjes kunnen het letale allel bezitten.
C
Ja, alleen volwassen vrouwtjes kunnen het letale allel bezitten.
D
Ja, zowel volwassen mannetjes als volwassen vrouwtjes kunnen het letale allel bezitten.

Slide 11 - Quizvraag

uitleg
Mogelijke genotypen: mannetjes: XRY, sterft niet maar heeft allel niet. XrY sterft in ei. Vrouwtjes: XRXR, sterft niet maar heeft allel niet, XRXr, sterft niet maar heeft het allel wel, XrXr sterft in ei

Slide 12 - Tekstslide

Fruitvliegjes
Fruitvliegjes is de eigenschap rode ogen dominant over witte ogen. Het gen voor oogkleur ligt op het X-chromosoom.
Een rood homozygoot rood-ogig vrouwtje wordt gekruist met een wit-ogig mannetje. De F1 wordt onderling gekruist.
Welke fenotypes komen voor in de F2 en in welke verhouding?
A
50% wit-ogige mannetjes en 50% rood-ogige vrouwtjes
B
50% rood-ogige mannetjes en 50% rood-ogige vrouwtjes
C
25% wit-ogige mannetjes, 25% rood-ogige mannetjes, 25% wit-ogige vrouwtjes en 25 % rood-ogige vrouwtjes
D
25% wit-ogige mannetjes, 25% rood-ogige mannetjes en 50 % rood-ogige vrouwtjes

Slide 13 - Quizvraag

uitleg
Genotype ouders: XrY en XRXR, F1: genotype mannetjes: XRY, vrouwtje XRXr F2 dus: 25% XRy (mannetje rood), 25%XrY (mannetjke wit), 25% XRXR (vrowutje rood) 25% XRXr (vrouwtje rood)

Slide 14 - Tekstslide

Fenylketonurie is een stofwisselingsziekte die wordt veroorzaakt door een recessief allel. Bij kortvingerigheid ontbreekt het laatste vingerkootje bij alle vingers. Deze aandoening wordt veroorzaakt door een dominant allel. De genen voor beide aandoeningen zijn niet gekoppeld en niet X chromosomaal.
In een bepaald gezin komen beide aandoeningen voor. De vader heeft korte vingers, de moeder niet. Geen van beiden heeft fenylketonurie. Ze hebben een kind met fenylketonurie en normale vingers. Ze verwachten een tweede kind. Het allel voor kortvingerigheid wordt aangeduid met A, het allel voor fenylketonurie met b. Bereken de kans dat het tweede kind kortvingerig is en bovendien lijdt aan fenylketonurie.
A
1/4
B
1/8
C
1/16
D
1/2

Slide 15 - Quizvraag

uitleg 
Fenylketourie is recessief dus BB en Bb zijn gezond, bb is ziek
kortvingerigheid is dominant dus AA en Aa hebben korte vingers en aa heeft normale vingers
Kind heeft fenyletonurie dus bb, Kind heeft normale vingers dus aa
Ouders hebben geen Fenylketonurie dus allebei Bb, kans op kind met ziekte = 1/4
Moeder heeft normale vingers dus aa, VAder heeft korte vingers, maar kind met normale dus Aa: kans op kind met korte vingers is 1/2.
KAns op kind met korte vingers en ziekte is 1/4 * 1/2

Slide 16 - Tekstslide

Fenylketonurie is een stofwisselingsziekte die wordt veroorzaakt door een recessief allel. Bij kortvingerigheid ontbreekt het laatste vingerkootje bij alle vingers. Deze aandoening wordt veroorzaakt door een dominant allel. De genen voor beide aandoeningen zijn niet gekoppeld en niet X chromosomaal.
In een bepaald gezin komen beide aandoeningen voor. De vader heeft korte vingers, de moeder niet. Geen van beiden heeft fenylketonurie. Ze hebben een kind met fenylketonurie en normale vingers. Ze verwachten een tweede kind. Het allel voor kortvingerigheid wordt aangeduid met A, het allel voor fenylketonurie met b.
Geef het genotype van het eerste kind.
A
aabb
B
AAbb
C
AaBB
D
AABb

Slide 17 - Quizvraag

uitleg
Fenylketourie is recessief dus BB en Bb zijn gezond, bb is ziek
kortvingerigheid is dominant dus AA en Aa hebben korte vingers en aa heeft normale vingers
Kind heeft fenyletonurie dus bb, Kind heeft normale vingers dus aa

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide




Hoe groot is de kans dat een
eventueel vierde kind van de ouders 5 en 6
in de stamboom PKU zal hebben?
A
1/4
B
1/3
C
1/2
D
0

Slide 20 - Quizvraag

uitleg
Dominant of recessief? Ouders 5 en 6 hebben zelf geen PKU, Kind wel, dus PKU is recessief.
Is het X-chromosomaal? Nee, want Vader 6 met dominante eigenschap heeft dochter met recessieve eigenschap. Beide ouders Zijn dus heterozygoot, bijvoorbeeld Bb. Met een kruisingstabel kom je dan op 1/4

Slide 21 - Tekstslide