1. Je kan uitleggen wat de gevolgen zijn voor de surplus-verdeling, als enkele grote aanbieders de marktmacht naar zich toe trekken;
2. Je kan uitleggen wat de gevolgen zijn voor de surplus-verdeling, als er prijsdiscriminatie plaats vindt;
3. Je kan redenen bedenken waarom een overheid ‘nationaliseert’ of ‘privatiseert’;
4. Je kan het principaal-agentprobleem uitleggen, en waarom hierbij inspecties nodig zijn;
5. Je kan uitleggen op welke manier een ‘berovingsprobleem’ kan ontstaan bij het bestaan van ‘verzonken kosten’;
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Leerdoelen hoofdstuk 3
1. Je kan uitleggen wat de gevolgen zijn voor de surplus-verdeling, als enkele grote aanbieders de marktmacht naar zich toe trekken;
2. Je kan uitleggen wat de gevolgen zijn voor de surplus-verdeling, als er prijsdiscriminatie plaats vindt;
3. Je kan redenen bedenken waarom een overheid ‘nationaliseert’ of ‘privatiseert’;
4. Je kan het principaal-agentprobleem uitleggen, en waarom hierbij inspecties nodig zijn;
5. Je kan uitleggen op welke manier een ‘berovingsprobleem’ kan ontstaan bij het bestaan van ‘verzonken kosten’;
Slide 1 - Tekstslide
Belangrijkste termen die je aan het einde van deze les moet kunnen uitleggen:
Marktfalen (3.1)
Prijsdiscriminatie (3.1.1)
Nationaliseren (3.2)
Privatiseren (3.2)
Verzonken kosten (3.2)
Natuurlijke monopolie (3.2)
Liberaliseren (3.2)
Slide 2 - Tekstslide
Een aanbieder op de markt van volkomen concurrentie is een...
A
Prijszetter
B
Hoeveelheidsaanpasser
Slide 3 - Quizvraag
Een aanbieder op de monopolische markt is een...
A
Prijszetter
B
Hoeveelheidsaanpasser
Slide 4 - Quizvraag
Monopolistische concurrentie en oligopolie
Aanbieders op de markt van monopolistische concurrentie en oligopolie, zitten daartussenin: beetje de prijs en hoeveelheid kunnen bepalen
Slide 5 - Tekstslide
Onvolkomen concurrentie:
marktmacht is marktfalen
Marktmacht ontstaat als er aanbieders van een product de prijs kunnen beïnvloeden -> er is dan sprake van marktfalen!
Bij een monopolie heeft 1 aanbieder de macht om de prijs te bepalen.
De monopolist moet hierbij rekening houden met wat de vragers bereid zijn te betalen voor het product, maar ook dat de ‘hoge’ prijs wellicht zo aantrekkelijk is dat er toch een concurrent op de markt gaat komen (duopolie).
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
KARTEL-vorming
Bij een oligopolie hebben enkele (grote) aanbieders de macht om de prijs te bepalen.
Hierbij ontstaat het risico van Kartelvorming
Slide 8 - Tekstslide
Welk begrip zou hierbij passen?
"Een aanbieder die voor precies hetzelfde product, verschillende prijzen vraagt, aan verschillende duidelijk van elkaar te onderscheiden doelgroepen. Het product kan niet doorverkocht worden aan andere doelgroepen."
A
Prijsdifferentiatie
B
Prijsdiscriminatie
C
Productdifferentiatie
D
Productdiscriminatie
Slide 9 - Quizvraag
Prijsdiscriminatie
Een aanbieder die voor precies hetzelfde product, verschillende prijzen vraagt, aan verschillende duidelijk van elkaar te onderscheiden doelgroepen. Het product kan niet doorverkocht worden aan andere doelgroepen.
Bijv. kinderen tot 12 jaar en ouderen vanaf 65 jaar betalen een lagere prijs voor het OV dan de leeftijd 13-64 jaar. Via een ID kan aangetoond worden wat de leeftijd is.
Slide 10 - Tekstslide
Als een particuliere aanbieder van producten overgenomen wordt door de overheid.
Bijv. De ABN-bank, ING-bank,
en SNS-Reaal (Volksbank) zijn
genationaliseerd in 2009-2010 door de
overheid vanwege de bankencrisis.
Als een overheidsaanbieder van
producten losgemaakt wordt van
de overheid, en zelfstandig gaat
opereren op de markt.
Hierbij vind ‘liberalisatie’ (vrij maken van de markt), zodat concurrentie mogelijk wordt. Bijv. PTTpost, Eneco, Essent,
Vattenfall (Nuon)
Nationalisering
Privatisering
Slide 11 - Sleepvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Maken opdracht 3.1 t/m 3.10
Slide 14 - Tekstslide
Leg het verschil uit tussen nationalisatie en privatisering
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Video
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
De principaal is de ...(1)..., de agent is de ...(2)...
A
(1) opdrachtgever, (2) uitvoerder
B
(1) uitvoerder, (2) opdrachtgever
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het juiste verschil tussen een fusie en een kartel?
A
Een fusie is dat twee bedrijven één bedrijf worden en een kartel werken twee bedrijven alleen maar samen.
B
Een fusie is dat twee bedrijven samenwerken en een kartel is dat twee bedrijven één bedrijf worden.
Slide 22 - Quizvraag
2. Een fusie is samenwerking, een overname is vijandig