In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H6: zuren en basen
Herhaling 6.2 en 6.3
Nieuw 6.4
Slide 1 - Tekstslide
Zuren zijn
A
metalen
B
moleculaire stoffen
C
zouten
Slide 2 - Quizvraag
Voor zuren geldt
A
pH = 7
B
pH < 7
C
pH > 7
D
pH = 0
Slide 3 - Quizvraag
Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik...
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen
Slide 4 - Quizvraag
welke indicator is het meest geschikt om de ph van een stof te meten?
A
lakmoes rood
B
rodekoolsap
C
Fenolftaleïen
D
universeel indicatorpapier
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het deeltje in een zuur?
A
H+
B
OH-
C
SO4 2-
D
NO3 1-
Slide 6 - Quizvraag
Zuur of base?
HNO3
A
zuur
B
base
Slide 7 - Quizvraag
Zuur of base?
OH−
A
zuur
B
base
Slide 8 - Quizvraag
Is natronloog een zuur of een base?
A
zuur
B
base
C
neutraal
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een belangrijke eigenschap van een zuur in zuur-base reacties?
A
Neemt H+ op
B
Staat H+ af
C
Neemt OH- op
D
Staat OH- af
Slide 10 - Quizvraag
Ammoniak in varkensstallen moet worden verwijderd. Daarvoor leid je de stallucht door een zwavelzuuroplossing. Geef de zuur-base reactie.
Slide 11 - Open vraag
zuur-base-reacties
Slide 12 - Tekstslide
Roestige spijkers blinken weer na een nachtje in Coca-Cola gelegen te hebben. In Coca-Cola zit fosforzuur. Roest is ijzer(III)oxide, Fe2O3. Geef de zuur-base reactie.
Slide 13 - Open vraag
Wat doet een zuur-base-indicator?
A
Deze laat zien wat de exacte pH-waarde is
B
Deze verkleurt bij een bepaalde pH-range
C
Deze neutraliseert de oplossing
D
Deze verkleurt alleen bij een zuur
Slide 14 - Quizvraag
Basen
Een zuur staat een H+-ion af
Een base neemt een H+-ion op
Slide 15 - Tekstslide
Volgende week
Maandag: SO naamgeving moleculaire/ionaire stoffen