#340 Zakelijke brief / zakelijke email les 1

Zakelijke email schrijven
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zakelijke email schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Opmaak zakelijke email
aan: mailadres geadresseerde
onderwerp: Waar gaat de email over?

Aanhef: Geachte heer/mevrouw,
Inleiding: Wie ben je? Waarom schrijf je?
Kern: eerste alinea situatie uitleggen /tweede alinea wat verwacht je van de lezer?
Afsluiting: bedankje en  vraag om een snelle reactie 

Met vriendelijke groet,

Naam + Achternaam

Slide 2 - Tekstslide

De aanhef van een zakelijke email schrijf je zo:
A
Hoi meneer/mevrouw,
B
Geachte,
C
Geachte heer/geachte mevrouw,
D
Geachte heer/mevrouw,

Slide 3 - Quizvraag

In de inleiding van een zakelijke email staat:
A
Jezelf voorstellen, waarom je de mail schrijft
B
Kort maar krachtig alle informatie
C
Het onderwerp van de mail
D
De slotformule

Slide 4 - Quizvraag

Bij een zakelijke email geef je altijd aan waar het over gaat in de regel:
A
onderwerp
B
slotgroet
C
slot
D
inleiding

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de slotgroet van een zakelijk email?
A
met vriendelijke groet
B
hartelijke groet
C
groetjes
D
groet

Slide 6 - Quizvraag

Een zakelijke email is vooral
A
formeel
B
informeel

Slide 7 - Quizvraag

Waar komt er verplicht een komma in een email?
A
na de aanhef
B
achter je eigen naam
C
na het onderwerp
D
er komt nergens een verplichte komma

Slide 8 - Quizvraag

Een zakelijke email bevat:
A
Geen adresgegevens, wel email adres en onderwerp
B
Wel adresgegevens, geen email adres en onderwerp
C
Geen adresgegevens, geen email adres wel een onderwerp
D
Wel adresgegevens, wel een email-adres en geen onderwerp

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een goede aanhef van een zakelijke email?
A
Geachte klachtencommissie,
B
Geachte meneer van der Veen
C
Geachte heer / mevrouw,
D
Beste meneer Wagteveld,

Slide 10 - Quizvraag

Onder je email zet je
A
je voornaam
B
je achternaam
C
je voor- en achternaam

Slide 11 - Quizvraag