10.2 Zwanger en bevallen

10.2 Zwanger en bevallen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

10.2 Zwanger en bevallen

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les
Je leert:
wanneer een vrouw zwanger is
hoe een kind in de baarmoeder groeit
hoe de bevalling gaat
waarom zwangere vrouwen de baby laten onderzoeken
hoe een tweeling ontstaat

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer is een vrouw zwanger?
Zaadcellen zwemmen door de baarmoeder de eileider in
Er is 1 zaadcel nodig om een eicel te bevruchten 
Bevruchting = samensmelten van 2 kernen 

Kern zaadcel + kern eicel = bevruchting 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

9 maanden zwanger

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Hoe groeit een kind in de baarmoeder?
Ongeboren kind = embryo
De eerste 12 weken ontwikkelen alle organen

Na 12 weken vindt er groei plaats 
Foetus 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe groeit een kind in de baarmoeder?
3 bloedvaten in de navelstreng
> 2 navelstrengslagader = vervoeren bloed van foetus naar placenta
> 1 navelstrengader = vervoert bloed van placenta naar foetus

Slide 9 - Tekstslide

Hoe gaat de bevalling?
Indalen

1) ontstluiting = door weeen gaat baarmoedermond open 
2) uitdrijving = persweeen duwen de baby naar buiten 
3) nageboorte = placenta komt naar buiten 

Slide 10 - Tekstslide

1. Ontsluiting

Slide 11 - Tekstslide

2. Uitdrijving

Slide 12 - Tekstslide

3. Nageboorte

Slide 13 - Tekstslide

Aan het werk 
Maken: opdracht 3 tot en met 15 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Waarom laten zwangere vrouwen de baby onderzoeken?
Onderzoek voor de geboorte = prenataal onderzoek

Echo

Vlokkentest & vruchtwaterpunctie 
(extra onderzoek als een vrouw 36 jaar is & Downsyndroom in de familie voorkomt ) 

Slide 16 - Tekstslide

Waarom laten zwangere vrouwen de baby onderzoeken?
Vlokkentest -> met een naald worden er cellen uit de placenta gehaald 

Vruchtwaterpunctie ->  vruchtwater wordt met een naald gezogen uit baarmoeder 

Abortus 

Slide 17 - Tekstslide

Aan het werk
Maken: oefenblad
Klaar? slimstampen 10.2 online 

Slide 18 - Tekstslide

Hoe ontstaat een tweeling? 
Twee-eiige en eeneiige tweeling

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Waar vindt de bevruchting plaats?
A
eierstok
B
eileider
C
baarmoeder
D
vagina

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noemen we het nieuwe kindje in de eerste 12 weken?
A
foetus
B
embryo

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel navelstrengslagaders en navelstrengaders zitten er in de navelstreng?
A
1 slagader en 1 ader
B
1 slagader en 2 aders
C
2 slagaders en 1 ader
D
2 slagaders en 2 aders

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de bevalling?
A
ontsluiting - uitdrijving - nageboorte
B
uitdrijving - ontsluiting - nageboorte
C
ontsluiting - nageboorte - uitdrijving
D
uitdrijving - nageboorte - ontsluiting

Slide 24 - Quizvraag

Waar worden de cellen uitgezogen bij een vlokkentest?
A
het vruchtwater
B
de foetus
C
de placenta
D
de vagina

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel zaadcellen en eicellen zijn er betrokken bij het ontstaan van een eeneiige tweeling?
A
1 zaadcel en 1 eicel
B
1 zaadcel en 2 eicellen
C
2 zaadcellen en 1 eicel
D
2 zaadcellen en 2 eicellen

Slide 26 - Quizvraag

Hoeveel zaadcellen en eicellen zijn er betrokken bij het ontstaan van een twee-eiige tweeling?
A
1 zaadcel en 1 eicel
B
1 zaadcel en 2 eicellen
C
2 zaadcellen en 1 eicel
D
2 zaadcellen en 2 eicellen

Slide 27 - Quizvraag

Aan het werk 
Maken: alle opdrachten van 10.2
Klaar? 10.1 nakijken
Helemaal klaar = Kahoot oefenen 

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht zwangerschap
Maak een mindmap / schema over de zwangerschap.

Je begint bij de man met de zaadcellen die geproduceerd worden en bij de vrouw met de eicellen die rijpen. Deze twee schema's komen samen bij de bevruchting. Hierna ga je door met de innesteling, de ontwikkeling in de baarmoeder tot uiteindelijk de fases van de bevalling

- Je maakt dit schema op een A3
- Je mag alleen gebruik maken van vakjes, pijlen, begrippen en tekeningen
- Je mag dit alleen doen of in tweetallen
- Gebruik 10.1 en 10.2 uit je biologieboek

Slide 29 - Tekstslide