07-02/11-02

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

BUENOS DÍAS

Allereerst REPASO

We gaan de werkwoorden van vorige week kort herhalen

Hiervoor gebruik je je Ipad

Na deze opdracht leggen we hem weer aan de kant

HABLAR

COMER

VIVIR

habl

habl

habl

habl

habl

habl

com

com

com

com

com

com

viv

viv

viv

viv

viv

viv

- o

- o

- o

- as

- amos

- a

- áis

- an

- es

- es

- e

- emos

- en

- éis

- e

- imos

- ís

- en

A trabajar

Maken blz 31 + 32 boekje Mi casa

Vorige periode

In de vorige periode heb je al een werkwoord gebruikt wat zijn betekent, welke was dit?

Wanneer gebruik je dit?

Werkwoorden

SER

SER = zijn

yo soy = ik ben

tú eres = jij bent

él / ella / usted es = hij/zij is - u bent

nosotros/as somos = wij zijn

vosotros/as sois = jullie zijn

ellos / ellas / ustedes son = zij zijn

ESTAR

estoy

estás

está

estamos

estáis

están

yo

tú

él / ella / usted

nosotr@s

vosotr@s

ellos / ellas / ustedes 

Estoy hablando

Estamos cantando

Está bailando

están bailando

estáis hablando

Estás leyendo

yo

tú

ella

nosotros

vosotras

ellos

ESTAR

bij tijdelijke, eenmalige en veranderbare situatie

Dit geldt voor gevoelens, gemoedstoestand, ligging (zich bevinden)

SER

Permanent/langdurig

1. eigenschap (persoon/voorwerp)

2. beroep

3. nationaliteit/afkomst

ESTAR

Tijdelijk/veranderbaar

1. gevoelens

2. gemoedstoestand

3. ligging (zich bevinden)

-> het ligt of het staat

DUS?

TENER

tengo

tienes

tiene

tenemos

tenéis

tienen

yo

tú

él / ella / usted

nosotr@s

vosotr@s

ellos / ellas / ustedes 

A trabajar

pág 34

ejercicio 3.5 A

¿Preguntas?

Deberes

LA pág 35 ej. 7 & ej. 8

LE ej 2.1, 2.2 &2.4

Afmaken pág 34

ejercicio 3.5 A

VWO

Ook maken : 

LE ej 2.3