In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
BIOLOGIE MET MEVR. VAN DER VEER
VEI@DR.NASSAUCOLLEGE.NL
HANDEN EN TAFEL SCHOON?
LAAT ALLES IN JE TAS ZITTEN!
Slide 1 - Tekstslide
KENNISMAKEN
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat doen we vandaag?
Namen controleren.
LessonUp account maken
Werkpad in Logboek schrijven (als er genoeg tijd is)
Slide 4 - Tekstslide
Kies: Gebruik Office 365!!
Slide 5 - Tekstslide
diknr
Slide 6 - Tekstslide
LessonUp
www.lessonup.com
klik rechts boven op "Registreren"
kies "Verder als leerling" en vul klascode: diknr
Kies voor "Gebruik je Office 365 account", dan hoef je verder niks meer in te vullen, lekker makkelijk!
Slide 7 - Tekstslide
Wat moet je meenemen als je biologie hebt?
Goed humeur
Chromebook/laptop
Schrift en pen
Potlood en kleurpotloden
Slide 8 - Tekstslide
Wat is biologie?
Slide 9 - Tekstslide
Waar denk je aan bij "biologie"?
Slide 10 - Woordweb
Pak je logboek week 36 ga naar..
Weekdoelenoverzicht week 36 en schrijf Biologie op met daarbij: LEVENSKENMERKEN, dat is de les uit de Portal in week 36.
Weekdoelenoverzicht week 37 en schrijf Vorm en functie en Overleven
Voor volgende week moet je in ieder geval Levenskenmerken in de portal gedaan hebben. Je mag de volgende twee lessen ook gaan doen als je daar tijd voor hebt, dan kom je goed voorbereid in de les.
Slide 11 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt de 9 levenskenmerken benoemen
Je begrijpt wat elk levenskenmerk inhoudt bij verschillende typen levende wezens.
Je kunt bij een levend wezen weergeven welke levenskenmerken aanwezig zijn.
Slide 12 - Tekstslide
Biologie in de portal
Klik in de Portal op " Periodedoelen"
Kies Biologie "Over leven en overleven"
Je komt bij week 36 en gaat naar "Levenskenmerken"
Slide 13 - Tekstslide
Biologie gaat over
Alles wat leeft.
Planten, dieren (mensen), bacteriën en schimmels.
Slide 14 - Tekstslide
Levenskenmerken
Levenskenmerken
Ademhalen
Voeden
Uitscheiden
Bewegen
Groeien
Ontwikkelen
Voortplanten
Waarnemen
Reageren
Slide 15 - Tekstslide
Les 2: levenskenmerken
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Levenskenmerken en voorbeelden bij mensen.
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plaats.
een mens kan lopen
adem halen met behulp van longen
een baby wordt een peuter
de mens eet brood
de mens ziet een vogel vliegen
een vrouw kan een baby krijgen
een mens plast
ademhalen
voeden
uitscheiden
waarnemen
bewegen
voortplanten
groeien
Slide 18 - Sleepvraag
Hoeveel levenskenmerken zijn er?
A
3
B
5
C
7
D
9
Slide 19 - Quizvraag
https:
Slide 20 - Link
Bewegen
Dieren bewegen op verschillende manieren:
lopen, vliegen, zwemmen, kruipen.
Planten bewegen ook, bijvoorbeeld een bloem die zich opent in het licht.
Slide 21 - Tekstslide
Waarnemen
Waarnemen betekent dat een organisme merkt wat er in de omgeving gebeurt.
Het waarnemen is een levenskenmerk dat organismen gebruiken om bijvoorbeeld voedsel te vinden of gevaar te signaleren.
Veel dieren (ook de mens) nemen via zintuigen waar met hun hersenen. Planten kunnen licht waarnemen.
Slide 22 - Tekstslide
Reageren
Reageren betekent dat een organisme iets doet of dat er in het lichaam van het organisme iets verandert, als er in de omgeving iets verandert.
Mensen en dieren reageren op prikkels in de omgeving.
Planten reageren ook. Bijvoorbeeld op het licht. Ze groeien naar de zon toe.
Slide 23 - Tekstslide
Voortplanten
Alle organismen zorgen ervoor dat ze nakomelingen krijgen. Er zijn verschillende soorten voortplanting.
Dieren krijgen jongen. Planten maken zaden. Bacteriën planten zich voort door zichzelf te delen.
Slide 24 - Tekstslide
Groeien
Groeien is het groter en zwaarder worden van een organisme.
Organismen nemen voeding en water op om te groeien. Een boom bijvoorbeeld wordt ieder jaar een stukje dikker.
Slide 25 - Tekstslide
Ontwikkelen
Ontwikkelen betekent van vorm veranderen.
Een voorbeeld van een ontwikkeling is de metamorfose van pop tot vlinder.
De mens ontwikkelt zich van baby via kleuter en puber tot volwassene.
Ook planten ontwikkelen zich van kiemplantje tot volwassen plant.
Slide 26 - Tekstslide
Voeden
Alle organismen hebben voedsel en water nodig.
Uit het voedsel halen de organismen de energie voor alles wat ze doen en de stoffen om te kunnen groeien.
Slide 27 - Tekstslide
Ademen
Elk organisme ademt. Als organismen niet ademen gaan ze dood.
Slide 28 - Tekstslide
Uitscheiden
Uitscheiden betekent dat een organisme stoffen die hij niet nodig heeft verwijdert.
Mensen doen dit bijvoorbeeld door te zweten of te plassen/poepen.
Planten scheiden via huidmondjes in de bladeren zuurstof en water af.