week 46 lesson 1:word order + wh vragen+ 2.4

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welcome back!
Ready to start? 
Phones are in the phone bag, coats are in your locker, teacher takes attendance
  
Miss Faber
📚🐰🐇🍕🚴🏼‍♀️☕

Slide 2 - Tekstslide

How was your weekend?

Slide 3 - Open vraag

Silent Reading
You go to ReadTheory.org
log in with google school account
Make sure you are logged in to my class ("My teachers" classcode:  X2HNRVFP )


While reading: If you come across a word you don't know look it up on Interglot or Cambridge and put them in your PIF
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Reading file
Semester 2: you will pass at least 12 quizzes on RT and make a PIF


Idiom= uitdrukking van taal
So you will make a personal word list

Slide 5 - Tekstslide

Select 
Start date : 22 Oct 
End date: 22 Dec

Slide 6 - Tekstslide

Homework check
Bring a handful ✋

Finish exercises: Unit 2 ex 38 -43

Study: Vocab 2.1 & 2.2 & 2.3 & 2.4 phrases Writing & Speaking 



Slide 7 - Tekstslide

Phrases 2.2 


Make ex. 20. You will perform it

Finished? make the Practise More and Express yourself

Slide 8 - Tekstslide

Phrases 2.4

Let's listen 
Make ex. 37. 

Finished? make the Practise More and Express yourself

Slide 9 - Tekstslide

 2.4 


Make ex. "try out", and 36. 

Finished? make the Practise More and Express yourself

Slide 10 - Tekstslide

 Grammar
Word order


Slide 11 - Tekstslide

Word order

Slide 12 - Tekstslide

Word order

Slide 13 - Tekstslide

Put in the right word order:
often / I / go / swimming.

Slide 14 - Open vraag

the teacher - about word order - taught - the students

Slide 15 - Open vraag

Word order:
I / dinner / at / weekend / cook / sometimes / the

Slide 16 - Open vraag

Word order:
soccer/I/at school/play/every friday.

Slide 17 - Open vraag

word order:
the / often / big / I / go / swimming / in / swimmingpool

Slide 18 - Open vraag

Word order:
always - the - boring - online - are - lessons

Slide 19 - Open vraag

Word order:
mother - baked - you - this - for your - cake - yesterday .

Slide 20 - Open vraag

Grammar 
WH- questions

Slide 21 - Tekstslide

WH-QUESTIONS

Slide 22 - Tekstslide

Sleep de gele kaartjes naar de juiste vertaling
WAT
WELKE
WIE
WAAROM
WAAR
WANNEER
HOE
HOW
WHO
WHAT
WHY
WHEN
WHICH
WHERE

Slide 23 - Sleepvraag

WH-QUESTIONS
De 'WH-questions' zijn Engelse vragen die beginnen met
 de volgende woorden: 
what - which - who- why - where - when - how

Deze woorden worden aan het begin van de vraag gebruikt om specifiek ergens iets over te vragen.

Ze heten 'WH-questions' omdat de meeste woorden die aan het begin staan van zo'n vraag beginnen met WH.


Slide 24 - Tekstslide

WH-QUESTIONS
"What" (wat): bij vragen naar informatie over iets of keuzes met veel mogelijkheden
EXAMPLE: 
What is your favourite food?
What drink do you like the most?

"Which" (welke): bij vragen naar een keuze
EXAMPLE: 
Which drink do you like the most, Fanta or Sprite?

Slide 25 - Tekstslide

WH-QUESTIONS
"Who" (wie): bij vragen naar een persoon
EXAMPLE: 
Who is that girl at the door?

"Why" (waarom): bij vragen naar een reden
EXAMPLE: 
Why did you do that?

Slide 26 - Tekstslide

WH-QUESTIONS
"Where" (waar): bij vragen naar een plaats
EXAMPLE: 
Where were you born?

"When" (wanneer): bij vragen naar een tijdstip
EXAMPLE: 
When is your birthday?

Slide 27 - Tekstslide

WH-QUESTIONS
En als laatste, het enigste vraagwoord dat niet met 'WH' begint:

"How" (hoe): bij vragen naar een instructie of gevoelens
EXAMPLE: 
How does that work?
How are you feeling?

Slide 28 - Tekstslide

Ik wil iets weten over de plaats of locatie.
Welke gebruikt ik?
A
Who
B
When
C
Why
D
Where

Slide 29 - Quizvraag

Ik wil iets weten over de tijd.
Welke gebruik ik?
A
Who
B
When
C
Why
D
Where

Slide 30 - Quizvraag

Ik wil iets weten over iemand.
Welke gebruik ik?

A
What
B
When
C
Who
D
Where

Slide 31 - Quizvraag

Ik wil iets weten over de reden om iets te doen.
Welke gebruik ik?
A
Why
B
Where
C
When
D
How

Slide 32 - Quizvraag

Ik wil iets weten over dingen, ideeën en acties.
Welke gebruik ik?
A
Why
B
Where
C
When
D
What

Slide 33 - Quizvraag

Wanneer ik een vraag maak met zo'n vraagwoord, waar staat deze dan?
A
Einde van de zin
B
Begin van de zin
C
Halverwege de zin
D
Voor het werkwoord

Slide 34 - Quizvraag

Maak af:
_____ is your name?
A
Who
B
Where
C
What
D
When

Slide 35 - Quizvraag

Maak af:
_____ are you going? We're not done yet!
A
Where
B
What
C
Who
D
How

Slide 36 - Quizvraag

Maak af:
_____ did you invite to the party? Is Lisa coming too?
A
When
B
Where
C
Why
D
Who

Slide 37 - Quizvraag

Maak af:
_____ aren't you allowed to go to the supermarket alone? It's super safe!
A
Who
B
Why
C
When
D
How

Slide 38 - Quizvraag

Maak af:
_____ does this device work? I don't get it!
A
Why
B
How
C
When
D
What

Slide 39 - Quizvraag

Maak af:
_____ did you go after school? Did you visit your grandma?
A
Where
B
What
C
Why
D
How

Slide 40 - Quizvraag

Bedenk drie vragen met één van de WH-vraagwoorden die je geleerd hebt deze les.

Slide 41 - Open vraag

Any more questions?

Slide 42 - Tekstslide

Let's get to work
-Work on Unit 2: Music 
Continue with the Practise more of lesson 1,2,3 & 4

- Study the vocab  2.1, 2.2, 2.3 & 2.4
- Work on learning the phrases Writing & Speaking: you can study together with your neighbour



Slide 43 - Tekstslide

How to tell time

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Link

Slide 47 - Tekstslide

Schrijf de tijden op en laat ze nakijken door je docent!

Slide 48 - Tekstslide

Next Lesson (Thursday 16Nov) 
Bring a handful ✋ Make sure your device is charged, we will make the Self- Test
Finish exercises: Unit 2 Practise more lesson 1 & 2


Study: Vocab 2.1 & 2.2 &2.3 &2.4  phrases Writing Speaking



Slide 49 - Tekstslide