H3A - P4 - Les 11 - Oefenen voor de toets

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

H3 - Sparen en lenen

Les 11

Oefenen voor de toets

Wat gaan we doen vandaag?

• Start + Welkom
  
  



• Huiswerk bespreken
• Oefenen voor de toets?
  
  
• Aan het werk

• Afsluiten

Lars van der Vlist kan maximaal € 150 per maand betalen als hij een lening afsluit. Hij wil een zo hoog mogelijke lening afsluiten. 

 

Wat heb je geleerd?

Het verplaatsen van het moment in de tijd waarop je geld besteedt, noemen, economen:

1. Ruilen met tijd
2. Ruilen van de tijd
3. Ruilen over de tijd
4. Ruilen in de tijd

De mediaan is hetzelfde als het gemiddelde.

1. Juist
2. Onjuist

Wat is een ander woord voor rente?

1. Kapitaal
2. Vermenigvuldigingsfactor
3. Geld
4. Interest

De stijging van het
algemeen prijspeil noem je

1. deflatie
2. koopkracht
3. uitgaven
4. inflatie

Kees heeft € 60 op zijn bankrekening.
Hij ontvangt € 3,50 aan rente.
Wat is het rentepercentage?

1. 4,75%
2. 5%
3. 5,83%
4. 5,41%

De bank vergoedt 5% rente per jaar.
Aan het eind van het jaar ontvangt Eva € 27,50 aan rente. Wat was haar spaarbedrag aan het begin van het jaar?

1. € 600
2. € 550
3. € 500
4. € 525

Vince spaart per maand € 7,-.
Dat is 35% van zijn zakgeld.
Hoeveel zakgeld krijgt Vince per maand?

1. € 20
2. € 15
3. € 10
4. € 25

Op 1 januari 2022 staat er op € 350 op de spaarrekening. Op 31 december 2022 staat er € 600.

Met hoeveel % is het spaarbedrag gestegen?

1. 71,42%
2. 71,43%
3. 71,44%
4. 71,45%