Short yes/no answers and may, might, be allowed to

Grammar herhaling
2T theme 1
 Stepping Stones H3
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammar herhaling
2T theme 1
 Stepping Stones H3

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg

In het Engels is het beleefd om een vraag niet alleen met ja/nee te antwoorden.


We gebruiken daarom als antwoord een korte zin waarin we het eerste werkwoord uit de zin herhalen. 

Would you like to go to the cinema?

No, I wouldn't. 

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden

Did she go to school yesterday? 
- Yes, she did.
- No, she didn't.


Could I borrow your pen?
- Yes, you can.
- No, you can't.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vorm je een ja/nee antwoord?


1. Je begint met ja/nee.
2. herhaal het onderwerp uit de vraag.
3. herhaal het eerste werkwoord uit de vraag.


Slide 4 - Tekstslide

Let op!

*** Bij 'you' in een vraag gebruik je 'I' of 'we' in je antwoord.

Are you interested in comic books?
- Yes, I am/we are. 
- No, I am not/ we aren't.


Kijk goed of je 'I' of 'we' moet gebruiken. Soms kunnen ze allebei.


Slide 5 - Tekstslide

Let op!

Zie je 'I' in de vraag, dan kun je ook met 'you' antwoorden.
Am I 14 years old?
Yes, you are.


Dit geldt ook voor 'we' in de vraag.
Are we at school tomorrow?
Yes, you are.

Slide 6 - Tekstslide

Let op!

*** Als het antwoord met 'NO' begint, dan zet je not achter het werkwoord.


Could he help me with my homework?
- Yes, he could.
- No, he couldn't.

Slide 7 - Tekstslide

In het kort

Een ja/nee antwoord in het Engels ziet er als volgt uit:
- Yes/No - onderwerp - werkwoord (+ not).


*Zie je 'you' in de vraag, dan gebruik je 'I' of 'we' in jouw antwoord.
*Zie je 'I' en 'We' in de vraag, dan gebruik je vaak 'you' in jouw antwoord.

Slide 8 - Tekstslide

Are you looking forward to the Mexican Fiesta party?
A
Yes, you are.
B
Yes, they are.
C
Yes, I am.
D
No, I wouldn't.

Slide 9 - Quizvraag

Do you know if they are going to serve Mexican food?
A
No, I don't.
B
Yes, you do.
C
No, you don't.
D
Yes, I know.

Slide 10 - Quizvraag

What about Leon and Younes?
Are they coming as well?
A
Yes, we are.
B
Yes, they are.
C
Yes, you are.
D
Yes, they come.

Slide 11 - Quizvraag

Hi, may I / am I allowed to use your phone for a second?
A
may I
B
am I allowed

Slide 12 - Quizvraag

We can't / aren't allowed to vote
because we're not 18 yet.
A
can't
B
aren't allowed to

Slide 13 - Quizvraag

Nobody can / is allowed to park
their car in this street.
Look at the traffic sign.
A
can
B
is allowed to

Slide 14 - Quizvraag

Did your brother ask for me?
A
Yes, he did.
B
Yes, he asked.

Slide 15 - Quizvraag

Geef antwoord:
Would you like to help me?
Yes, ....

Slide 16 - Open vraag

Maak af:
Does he know how to finish that task?
No, ...

Slide 17 - Open vraag

Do you like him?
(Geef antwoord: ja - begin met hoofdletter en eindig met een punt!)

Slide 18 - Open vraag

Can you hear him?
(Geef antwoord: nee - begin met hoofdletter en eindig met een punt!)

Slide 19 - Open vraag

Do you like cheese?
(Geef antwoord: nee - begin met hoofdletter en eindig met een punt!)

Slide 20 - Open vraag

Are you ready?
(Geef antwoord: yes - begin met hoofdletter en eindig met een punt!)

Slide 21 - Open vraag

Is it finished?
(Geef antwoord: nee - begin met hoofdletter en eindig met een punt!)

Slide 22 - Open vraag

May, might, be allowed to

Deze drie werkwoorden noemen we hulpwerkwoorden. Ze staan altijd met een hoofdwerkwoord in een zin.


May I go out tonight?

Might I ask you a question?

We are allowed to use a calculator during the test.

Slide 23 - Tekstslide

May / Might

Betekenis: may = mogen / might = zou mogen


Om toestemming te vragen en toestemming te geven. 

Na may of might  volgt het hele werkwoord.


Mum said we may stay until until 3 o'clock. 

May I bring a friend to the party?

Might I go to the party? No, you may not. 

Slide 24 - Tekstslide

May / might

May I go out tonight?

Might I borrow your pen, please?


You may go out tonight.
You may not borrow my pen. I am using it now.


** might kun je niet gebruiken om toestemming te geven.**

Slide 25 - Tekstslide

Be allowed to

1. gebruik de juiste vorm van 'to be'.
Am / are / is / was / were
2. dan volgt 'allowed to'

3. daarna volgt het hele werkwoord


You're allowed to use a calculator during the test. 

Rick's allowed to take the exam again. 

Am I allowed to drive a car at 15?

They are not allowed to take pictures in here.

Slide 26 - Tekstslide

Be allowed to

Je gebruikt 'to be allowed to'  om te zeggen dat

iets (niet) is toegestaan volgens de regels.


Denk aan regels op school, verkeersregels, wetten etc.

Slide 27 - Tekstslide

May, might, be allowed to
1. may / might + hele werkwoord om toestemming te vragen of zeggen dat iets niet is toegestaan. 'may' is mogen en 'might' is zou mogen.

2. be allowed to + hele werkwoord om te zeggen dat iets (niet) is toegestaan volgens de regels.

Slide 28 - Tekstslide

Wat betekent 'may'?

Slide 29 - Open vraag

... I ask you a question sir?
A
may
B
might
C
am I allowed to

Slide 30 - Quizvraag

.... you smoke in the school?
A
may
B
might
C
are you allowed to

Slide 31 - Quizvraag

you ... (not) drive faster than 30km/h.
A
may not
B
might not
C
are not allowed to

Slide 32 - Quizvraag

You ....not smoke here. It is not allowed.
A
may
B
might

Slide 33 - Quizvraag

You __ swim in this part of the river. It is very dangerous.

Slide 34 - Open vraag

fill in:
You _____ (not) take pictures in this museum
A
are not allowed to
B
may not
C
might not

Slide 35 - Quizvraag

fill in:
My mom says I ____(not) go out tonight

A
am not allowed to
B
may not
C
might not

Slide 36 - Quizvraag

fill in:
Excuse me Sir, ____ ask you a question?
A
am I allowed to
B
may I
C
might I

Slide 37 - Quizvraag