6.5 Het Nederlandse waddengebied

Welke ijstijd is belangrijk voor de vorming van het zandlandschap?
A
Saalien
B
Weichselien
1 / 30
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke ijstijd is belangrijk voor de vorming van het zandlandschap?
A
Saalien
B
Weichselien

Slide 1 - Quizvraag

Bij welk landschap horen kwelderwerken?
A
Zandlandschap
B
Veenlandschap
C
Lösslandschap
D
Zeekleilandschap

Slide 2 - Quizvraag

Op het steile gedeelte in het lösslandschap is er
A
Veeteelt
B
Akkerbouw

Slide 3 - Quizvraag

Je kan steile gedeelten herkennen op een hoogtekaart wanneer de hoogtelijnen
A
Dicht op elkaar staan
B
Ver uit elkaar staan

Slide 4 - Quizvraag

Welke grondsoort is het meest vruchtbaar?
A
Zand
B
Veen
C
Löss
D
Klei

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van de ontwikkeling van het zandlandschap?
A
Esdorp - specialisatie- schaalvergroting - vermesting
B
Esdorp - schaalvergroting - vermesting - specialisatie
C
Esdorp - vermesting - specialisatie - schaalvergroting

Slide 6 - Quizvraag

Welk landschap hoort bij welke foto? Sleep het landschap naar de juiste foto.
duinlandschap
zeekleilandschap
veenlandschap
zandlandschap
lösslandschap
rivierkleilandschap

Slide 7 - Sleepvraag

Ken jij de namen van de 5 waddeneilanden? 
Vlieland
Texel
Schiermonnikoog
Ameland
Terschelling

Slide 8 - Sleepvraag

6.5 Het Nederlandse waddengebied

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoelen
Je weet aan het einde van de les:

  • wat de rol is van getijstromen in het Waddengebied
  • uit welke onderdelen een Waddengebied bestaat (Waddenzee en Waddeneilanden)

Slide 10 - Tekstslide

De natuur op de wadden
Het waddengebied:

  • Nederland, Duitsland en Denemarken

  • Nederlandse deel: 
    + waddeneilanden
    + Waddenzee
    + smalle kuststrook vasteland

  • Grote biodiversiteit en veel voedselkringlopen (voedselketens).

Slide 11 - Tekstslide

Het grote plaatje

Slide 12 - Tekstslide

Kenmerken van het waddengebied.

Slide 13 - Tekstslide

Zeegat
Een zeegat is een open verbinding met zee.

Slide 14 - Tekstslide

Zeegat
Een geul is een zijtak van een zeegat.

Slide 15 - Tekstslide

De waddenzee
Het Noordzeewater:

  • Stroomt via zeegaten tussen de eilanden
  • Schuurt de zeegaten uit tot 30-40 m diep
  • Blijft ook bij eb staan in de geulen: zijtakken van zeegaten (5-10 m diep)

Slide 16 - Tekstslide

Zeegat
De Waddenzee is een ondiepe binnenzee, bijna helemaal omsloten door land. 

Slide 17 - Tekstslide

De waddenzee
Waddenzee = ondiepe binnenzee die  bijna helemaal omsloten is door land.

Iedere 24 uur stroomt de Waddenzee:
  • Twee keer vol (vloed)
  • Twee keer grotendeels leeg (eb) 

Slide 18 - Tekstslide

Zeegat
Het wantij is de plek waar beide vloedstromen achter een eiland elkaar ontmoeten.

Slide 19 - Tekstslide

De waddenzee
Wantij = plek ten zuiden van een eiland waar de vloedstromen vanuit twee zeegaten samenkomen.

->  ideale plek voor wadlopen 

Slide 20 - Tekstslide

Zeegat
Een priel is een geul op een wadplaat. Het valt droog tijdens eb. 

Slide 21 - Tekstslide

De waddenzee
Wadplaten:
  • Vallen droog bij eb
  • Worden opgehoogd door sedimentatie van zand of slib
  • Slik = een uit modderig slib bestaande wadplaat
  • Prielen = droogvallende geultjes die het  water afvoeren naar de geulen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Een waddeneiland
De onderdelen van een waddeneiland:
  1. Zandbanken aan de kop en de staart
     -> veranderen van plek (dynamiek) door wisselende golven, getijstromen, zandaanvoer
  2. Brede zandstranden met duinen  aan de Noordzeekust met:
    - nat strand: overstroomt bij vloed
    - droog strand: overstroomt alleen bij heel hoog water

Slide 24 - Tekstslide

Een waddeneiland
De onderdelen van een waddeneiland:

3. Droog zand -> wind ->  blijft liggen achter obstakel -> nieuwe duinen

4. Kwelder aan de waddenkant:
 - overstroomt alleen bij hoge vloed
- opgehoogd door fijne slib van zee
- slenk (kreek): voert water af naar zee


Slide 25 - Tekstslide

Zeegat
Een slenk is een waterafvoer op een kwelder, van een eiland aan de kant van de wadden. 

Slide 26 - Tekstslide

Sleep de begrippen op de juiste plaats!
wantij
zeegat
Noordzee
geul

Slide 27 - Sleepvraag

De plek waar je gaat wadlopen heet:
A
getij
B
springtij
C
zeegat
D
wantij

Slide 28 - Quizvraag

Welke grondsoort(en) zijn er in het waddengebied?

Slide 29 - Open vraag

Aan de slag:
Wat?
§6.5 Opdrachten: 5 t/m 9
        
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling / samenvatting maken 
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 30 - Tekstslide