4 basis Examentraining: Meerkeuze vragen + gatentekst

 Meerkeuzevragen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Meerkeuzevragen

Slide 1 - Tekstslide

Begrijp je de examenvragen ? 
Let's test your knowledge 

Slide 2 - Tekstslide

How does the writer introduce the topic?
A
Hoe stelt de schrijver zich voor?
B
Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
C
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
D
Hoe schrijf je een introductie?

Slide 3 - Quizvraag

What does the word refer to?
A
Waar wijs je naar?
B
Waar verwijst het woord naar?
C
Wat betekent het woord wijzen?
D
Wat doet het woord verwijzen daar?

Slide 4 - Quizvraag

What is the main point of paragraph 5?
A
Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
B
Wat is het punt van alinea 5?

Slide 5 - Quizvraag

What is mentioned about dogs?
A
Wat is er met honden?
B
Wat wordt er gezegd over honden?

Slide 6 - Quizvraag

What becomes clear in line 17?
A
Dat is duidelijk regel 17.
B
Wie schreef regel 17?
C
Wat wordt er duidelijk in regel 17?
D
Regel 17 lijkt mij duidelijk.

Slide 7 - Quizvraag

What can be concluded?
A
Welke conclusie wordt er gemaakt?
B
Wat kan er worden geconcludeerd?
C
Is dat de conclusie van de tekst?
D
Wat is het eindpunt?

Slide 8 - Quizvraag

Stappenplan (zinnen)
  • Lees de vraag goed. Onderstreep de belangrijkste woorden. Let op de alinea info!
  • Lees de antwoorden en onderstreep de belangrijkste woorden. Dan weet je wat en waar je moet zoeken. 
  • Lees de tekst.
  • Vaak zijn er één of twee onzin antwoorden, streep die weg. 
  • Kijk welk antwoord het meest volledig is en het beste weergeeft wat er in de tekst staat. Je moet het antwoord terug kunnen vinden in de tekst, alleen in andere bewoordingen. 

Slide 9 - Tekstslide







Woorden: hinder, heavy winds, car breaking down, small hat 

Slide 10 - Tekstslide

Stappenplan (gatentekst
Doel: Een logische zin maken door onbekende woorden in te vullen
Let op: Deze aanpak is niet voor signaalwoorden  ( bijv: however, if , e.d)
Hoe: 
- Lees de antwoord mogelijkheden  
- Zoek de grote lijn → titel, plaatje, introductie
-  Lees tot het gat + één zin verder  
-  Kies het antwoord dat het beste past   ( let op: Weet je wat het woord betekent?) 

Slide 11 - Tekstslide

Wat betekent deze woorden in het NL ? 
Wat doe je als je het woord niet kent? 

Slide 12 - Tekstslide

Examen basis: 
Maken
4,5,6,7,8,10,11,12,13,14,15,16,17,18,

Slide 13 - Tekstslide