vrij 21 nov 2020

Freitag, der einundzwanzigste November
Ziel: Ik weet hoe ik de S-klanken kan uitspreken

  1. toetsen terug
  2. Aussprache: s-klanken + cijfers K3 L2:2,3
  3. Buch lesen
  4. Wechselpräpositionen”+ Reflexifverben op afspraak


Hausaufgaben: Zie werkwijzer+ leerdoelenkaart+ Wörterliste! 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 10 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Freitag, der einundzwanzigste November
Ziel: Ik weet hoe ik de S-klanken kan uitspreken

  1. toetsen terug
  2. Aussprache: s-klanken + cijfers K3 L2:2,3
  3. Buch lesen
  4. Wechselpräpositionen”+ Reflexifverben op afspraak


Hausaufgaben: Zie werkwijzer+ leerdoelenkaart+ Wörterliste! 

Slide 1 - Tekstslide

Quiz/ uitlegvideo's / plaatjes/ van deze les

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

uitlegvideo's/ plaatjes van vorige lessen om terug te kijken

Slide 7 - Tekstslide

0

Slide 8 - Video

0

Slide 9 - Video

Uhrzeiten
15.55: 
 8.30: 
10.20 
13.00:
17.15: 
14.15: 
1.30: 

Slide 10 - Tekstslide

Uhrzeiten
15.55: Es ist fünf vor vier / Es ist fünfzehn Uhr fünfundfünfzig
 8.30: Es ist halb neun / Es ist acht Uhr dreiβig
10.20 Es ist halb elf / Es ist zehn Uhr zwanzig
13.00: Es ist ein Uhr/ Es ist dreizehn Uhr 
17.15: Es ist Viertel nach fünf/ Es ist siebzehn Uhr fünfzehn
14.15: Es ist Viertel nach zwei/ Es ist vierzehn Uhr  fünfzehn
1.30: es ist halb zwei/ Es ist ein Uhr dreiβig

Slide 11 - Tekstslide

jij reist in het Duits is:
A
du reisst
B
er reisst
C
er reist
D
du reist

Slide 12 - Quizvraag

hij werkt in het Duits is:
A
du arbeitest
B
er arbeitt
C
er arbeitet
D
ich arbeite

Slide 13 - Quizvraag

jij werkt in het Duits is:
A
du arbeitest
B
er arbeitt
C
er arbeitet
D
ich arbeite

Slide 14 - Quizvraag

zij werken in het Duits is:
A
sie arbeiten
B
Sie arbeiten
C
Sie arbeitet
D
sie erbeitet

Slide 15 - Quizvraag

jullie maken schoon in het Duits is:
A
ihr putzen
B
Ihr putsen
C
ihr putzt
D
ihr putst

Slide 16 - Quizvraag

jullie zijn top in het Duits is:
A
ihr seit super
B
Ihr seit toll
C
ihr seid blöd
D
ihr seid super

Slide 17 - Quizvraag

haben en sein zijn regelmatige werkwoorden
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

haben en sein zijn belangrijk. Waarom?
A
ze komen vaak voor
B
ze zijn makkelijk
C
het zijn zwakke werkwoorden
D
het zijn hulpwerkwoorden

Slide 19 - Quizvraag

Op vijftien juli
A
am fünfzehnten Juli
B
in fünfzehnte Juli
C
am fünfzehnte Juli
D
in fünfzehnten Juli

Slide 20 - Quizvraag

op 1 mei
A
am eins Mai
B
in einen Mai
C
am einen Mai
D
am ersten Mai

Slide 21 - Quizvraag

schrijf de volgende tijden op 2 manieren: digitaal en analoog: 15.55, 8.30, 10.20, 13.00, 17.15, 14.15, 1.30

Slide 22 - Open vraag

welk onderwerp heb je nog vragen over?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

0

Slide 27 - Video