Les 2.2 _ Module Participatie: participatie in de dagbesteding

Module Dagbesteding
Lesweek 2:
Les: Participatie
Deel 1
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Module Dagbesteding
Lesweek 2:
Les: Participatie
Deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Kennisdoelen: 

Je legt uit wat participatie is 
Je legt uit hoe jouw cliënten participeren in de samenleving. 
Toepassingsdoelen: 
Je laat zien hoe je de cliënt stimuleert om doelbewust activiteiten te ondernemen op het gebied van participatie 
Je toont aan hoe je tijdig de activiteiten plant in het kader van participatie 
Communicatie: Je stemt je communicatie af op het niveau van de cliënt  





Slide 2 - Tekstslide

Inhoudsopgave

  • Theorie - Participatie
  • Opdracht - Begrippen bestuderen, filmpje met vragen (huiswerk)
  • Evalueren op proces en product




Slide 3 - Tekstslide

Dagbesteding
is een doelgerichte, zo veel mogelijk zingevende gestructureerde invulling van activiteiten om de tijd die je tot je beschikking hebt te besteden?




                                Theoretisch gedeelte

Slide 4 - Tekstslide

Dagbesteding
is een doelgerichte, zo veel mogelijk zingevende gestructureerde invulling van activiteiten om de tijd die je tot je beschikking hebt te besteden?

Slide 5 - Tekstslide

Dagbesteding
Is een doelgerichte, zo veel mogelijk zingevende gestructureerde invulling van activiteiten om de tijd die je tot je beschikking hebt te besteden.

Slide 6 - Tekstslide

Waarom dagbesteding?
Zonder dagbesteding is het voor de cliënt lastig om te participeren. Er is geen invulling van de dag en zingeving.

Slide 7 - Tekstslide

Vier aspecten van dagbesteding
  1. De persoon die aan de dagbesteding meedoet;
  2. De aard van de dagbesteding zelf;
  3. De omgeving waarin de dagbesteding plaatsvindt;
  4. De waarde van dagbesteding.

Slide 8 - Tekstslide

Wat kan je de cliënt aanleren?
  • Gedrag;
  • Zingeving;
  • Competenties;
  • Werken;
  • Vrije tijd;
  • Scholing.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is participatie?

Slide 10 - Open vraag

Wat is participatie
Is het als volwaardig burger kunnen deelnemen aan wat er in de samenleving gebeurt. 

Slide 11 - Tekstslide

Het indelen van participatie
  • Participatie breed en smal;
  • Actieve en passieve participatie;
  • Participatie afgebakend naar domein;
  • Indeling naar doel en mate van interactie.

Slide 12 - Tekstslide

Participatie breed en smal
  • Bij een brede opvatting gaat het om het meedoen aan het maatschappelijke verkeer in al zijn facetten en ook andere vormen van betrokkenheid, zoals op de hoogte blijven van nieuws en actualiteit.
  • Bij een smalle opvatting  draait het om deelname aan een bepaalde activiteit.

Kun je nog meer voorbeelden noemen ?

Slide 13 - Tekstslide

Actieve en passieve participatie
Het verschil tussen actieve en passieve participatie is de inzet die het vraagt van de deelnemer.

Slide 14 - Tekstslide

Iemand die lid is van een bijv. een natuurorganisatie doet aan...
A
Passieve participatie
B
Actieve participatie

Slide 15 - Quizvraag

Participatie afgebakend naar domein
  1. Eigen inkomen; betaald werk of uitkering.
  2. Zelfstandig functioneren; denk aan adl, hdl, financiën.
  3. Opdoen van vaardigheden; een bepaalde taak of activiteit waar iemand erg goed in is. 
  4. Sociale contacten; contacten met familie, vrienden, kennissen (kortom, in contact zijn met anderen)
  5. Maatschappelijke bijdragen; etentje organiseren in de wijk, spullen weggeven, het ondersteunen van een buurvrouw.
  6. Maatschappelijk deelnemen; dagbesteding, deelnemen aan activiteiten in een ontmoetingscentrum

Slide 16 - Tekstslide

Indeling naar doel mate en interactie
  • Wat is het doel van de activiteit?
  • Wat is de verwachte reactie?
  • Waar in het participatieladder ligt de nadruk?

Slide 17 - Tekstslide

Participatie is belangrijk op de leefgebieden

  • Scholing: ieder het recht heeft zich te ontplooien, zich te leren te ontwikkelen. Je kunt hier spreken van ontwikkelingsgerichte activiteiten.
  • Vrije tijd: ieder het recht heeft om zicht te ontspannen, om zich verbonden te voelen, om te leven en beleven. Je kunt hier spreken van belevingsgerichte activiteiten.
  • Werk: ieder het recht heeft op waardering voor zijn prestaties en de verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan zijn eigen (economische) bestaan.

Slide 18 - Tekstslide

Ontwikkelingsgerichte activiteiten sluiten goed aan op het gebied van;
A
Scholing
B
Vrije tijd
C
Werk
D
Sport

Slide 19 - Quizvraag

Belevingsgerichte activiteiten sluiten goed aan op het gebied van
A
Vrije tijd
B
Ontplooien
C
Waardering
D
Deelname

Slide 20 - Quizvraag

Participatieladder





Geeft houvast en kaders om doelen en activiteiten op in te richten

Slide 21 - Tekstslide

Benoem de 5 treden van de participatieladder

Slide 22 - Woordweb

Wat is Emancipatie?
A
Opkomen voor jezelf
B
Opkomen voor anderen die kwestbaar zijn
C
Nee durven zeggen
D
Deelnemen

Slide 23 - Quizvraag

Vijf belangrijke aandachtspunten in het proces van emancipatie
  1. Gelijkwaardigheid: belangrijk hierbij zijn wederzijdse communicatie.
  2. Keuzevrijheid: je mag zelf bepalen wat je kiest, maar dit gaat in overleg met betrokkenen.
  3. Ondersteuning: hierbij ga je uit van het principe van flexibiliteit en vraaggericht werken.
  4. Sociale (ondersteuning) netwerken: rekening houden met de ervaringsdeskundigheid van de omgeving is erg belangrijk.
  5. Respectvolle bejegening deze grondhouding is een voorwaarde voor een emancipatorisch gericht benadering.

Slide 24 - Tekstslide

Wat betekent sociale inclusie?
A
Sociale inclusie betekent de insluiting van achtergestelde groepen op basis van gelijkwaardige rechten en plichten.
B
Het betekent dat de maatschappij zich aanpast, zodat groepen in een achterstandssituatie kunnen meedoen in een reguliere leven

Slide 25 - Quizvraag

Begrippen bestuderen
  • (Re-) integratie
  • Separatie
  • Normalisatie
  • Rehabilitatie
  • Resocialisatie
  • Inclusie
  • ICF 






Slide 26 - Tekstslide

Opdracht
  • Maak groepjes van 2.
  • Werk 1 onderwerp uit.
  • Na  15 minuten uitleg  geven over onderwerp.

Slide 27 - Tekstslide

Inclusie
Inclusie, of inclusiviteit, gaat over wie ergens aan mag meedoen, wie mag meepraten en wie meebeslist. En wie vooral niet. Inclusie is het omgaan met grenzen, leiderschap, macht, privileges, conflicten, verschillen en overeenkomsten.

Slide 28 - Tekstslide

Resocialisatie
Het doel van resocialisatie is het toewerken naar een veilige terugkeer naar of passende deelname aan de samenleving. Resocialisatie is maatwerk en het uiteindelijk doel verschilt per cliënt/patiënt. 

Slide 29 - Tekstslide

Rehabilitatie
Rehabilitatie is een proces dat als doel heeft de cliënt te ondersteunen bij zijn eigen herstelproces.

Slide 30 - Tekstslide

Normalisatie
Normalisatie of standaardisatie is hetproces waarbij iets wat afwijkend is meer 'normaal' wordt gemaakt. Het doel hiervan is om afspraken te maken zodat iedereen het op dezelfde manier interpreteert en/ of uitvoert. Hieruit ontstaat er een 'norm'. Een norm is een bundel met afspraken waaraan geconformeerd kan worden.

Slide 31 - Tekstslide

Re-integratie
Re-integratie staat voor het opnieuw aan het werk brengen van mensen. Re-integratie komt in Nederland het vaakst voor bij langdurige ziekte, maar kan bijvoorbeeld ook ontstaan vanuit een uitkeringssituatie na een regulier ontslag.

Slide 32 - Tekstslide

Seperatie
Separatie is het socialisatieproces van acculturatie waarbij leden van een niet-dominante groep zich vrijwillig nauwelijks mengen met de dominante groep, maar vooral contact onderhouden met de andere leden van de eigen groep.

Slide 33 - Tekstslide

ICF
De ICF beschrijft hoe mensen omgaan met hun gezondheidstoestand. Iemands gezondheid is met behulp van de ICF te karakteriseren in lichaamsfuncties en anatomische eigenschapppen, activiteiten en participatie. Gezondheid is aldus te beschrijven vanuit lichamelijk, individueel en maatschappelijk perspectief.

Slide 34 - Tekstslide

Beantwoord de vragen over het filmpje 
1. Wat houdt de Participatiewet in?

2. Vind jij dat iedereen recht heeft op een uitkering die een beperking hebben, waarom wel/waarom niet? 
3. In de docu kreeg Mari de vraag of hij bereid is om ander werk te accepteren dan zijn eerst voorkeur. Wat zou jij antwoorden als jij in dezelfde situatie als Mari staat? Beargumenteer je antwoord.
                                                                                    
Huiswerk

Slide 35 - Tekstslide

Beantwoord de vragen over het filmpje 
1. Wat houdt de Participatiewet in?

2. Vind jij dat iedereen recht heeft op een uitkering die een beperking heeft, waarom wel/waarom niet? 
3. In de documentaire kreeg Mari de vraag of hij bereid was om een ander soort werk te accepteren dan zijn eerste voorkeur. Wat zou jij antwoorden als jij in dezelfde situatie als Mari zat? Beargumenteer je antwoord.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Evalueren op proces



'Ik heb de structuur van de les als prettig en duidelijk ervaren'
Evalueren op product 

 'Ik kan uitleggen wat een participatie maatschappij is'

'Ik kan de volgende begrippen uitleggen: 
  • Dagbesteding
  • Participatie
  • Emancipatie


Slide 38 - Tekstslide