1.4 Bijverdienen

1.4 Bijverdienen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

1.4 Bijverdienen

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
In de vorige les heb je geleerd hoe je een tabel moet aflezen en maken.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan uitleggen welke rechten en plichten ik heb als ik een bijbaantje heb.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Heeft iemand hier in de klas een bijbaantje? Zo ja, waarom?

Slide 5 - Open vraag


Waarom werken?


  • Ervaring
  • Sociale contacten 
  • Geld

Slide 6 - Tekstslide

Werknemer
deze neemt werk
  • De werkgever moet jou loon betalen voor je werk.
  • De werknemer moet op tijd komen om te werken.

Slide 7 - Tekstslide

Werkgever
deze geeft werk
  • De werkgever moet de werknemer loon betalen voor het werk.
  • De werkgever moet ervan uit kunnen gaan dat de werknemer goed werk levert.

Slide 8 - Tekstslide

Loon
  • als werknemer heb je recht op geld. Dat heet loon.
  • ben je jonger dan 23 jaar oud? dan heb je recht op het minimumjeugdloon.
  • ben je ouder dan 23 jaar? dan heb je recht op het minimumloon.
  • Minimum(jeugd)loon betekent het minimale dat een bedrijf MOET betalen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Mag je elke baan doen die je wilt?
Tot je 18 jaar wordt mag je geen zwaar en gevaarlijk werk doen dat schadelijk kan zijn voor je gezondheid.


Slide 11 - Tekstslide

!!Dit is hoeveel uren je MAG werken!!

Als je jonger bent dan 13 jaar is het verboden om te werken.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is loon?
A
een soort belasting
B
het geld dat je ontvangt voor je werk
C
een vorm van sparen
D
een uitkering van de overheid

Slide 13 - Quizvraag

Bijverdienen betekent:
A
geld verdienen
B
extra geld verdienen naast je hoofdinkomen
C
geld lenen van vrienden
D
geld geven aan goede doelen

Slide 14 - Quizvraag

Waarom werken mensen meestal?
A
om sociale contacten te maken
B
om geld te verdienen
C
om hun vrije tijd te vullen
D
om te reizen

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag
lezen en maken paragraaf 1.4 

Succes

Slide 16 - Tekstslide